ECLI:NL:RVS:2007:BA7090

Raad van State

Datum uitspraak
13 juni 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200607232/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering bouwvergunning voor rijhal met paardenboxen in Wûnseradiel

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Wûnseradiel op 8 februari 2005 geweigerd om appellant vrijstelling en een bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een rijhal met paardenboxen op een perceel in Wûnseradiel. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het college heeft dit bezwaar op 14 juni 2005 ongegrond verklaard. Hierop heeft appellant beroep ingesteld bij de rechtbank Leeuwarden, die op 23 augustus 2006 de uitspraak van het college heeft bevestigd en het beroep ongegrond verklaard. Appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 3 oktober 2006 is ingekomen.

De Raad van State heeft de zaak op 8 mei 2007 ter zitting behandeld. Appellant heeft in hoger beroep herhaald wat hij eerder bij de rechtbank heeft aangevoerd. De Raad van State oordeelt dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren om vrijstelling te verlenen, en dat het college daarom ook verplicht was om de gevraagde bouwvergunning te weigeren. De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en verklaart het hoger beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 13 juni 2007. De betrokken rechters zijn W. van den Brink en A.L.M. Steinebach-de Wit, waarbij de laatste als ambtenaar van Staat optrad.

Uitspraak

200607232/1.
Datum uitspraak: 13 juni 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats]
tegen de uitspraak in zaak no. 05/1231 van de rechtbank Leeuwarden van 23 augustus 2006 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Wûnseradiel.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wûnseradiel (hierna: het college) geweigerd appellant vrijstelling en bouwvergunning te verlenen voor het oprichten van een rijhal met paardenboxen op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 14 juni 2005 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 augustus 2006, verzonden op 24 augustus 2006, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij ongedateerde brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 oktober 2006, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 11 december 2006 heeft het college van antwoord gediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 mei 2007, waar het college, vertegenwoordigd door mr. S. Lemstra, ambtenaar van de gemeente is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1    Appellant herhaalt in hoger beroep hetgeen hij bij de rechtbank heeft aangevoerd. Hetgeen appellant betoogt kan niet leiden tot het oordeel dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het college in redelijkheid heeft kunnen weigeren vrijstelling te verlenen en als gevolg daarvan verplicht was de gevraagde bouwvergunning te weigeren.
2.2    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.3    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink                         w.g. Steinebach-de Wit
Lid van de enkelvoudige kamer              ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2007
328-552.