ECLI:NL:RVS:2007:BA5512
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- M.G.J. Parkins de Vin
- R. van der Spoel
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en generaal pardonregeling in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de Raad van State op 8 mei 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring van appellant, die op 7 februari 2007 in bewaring was gesteld. De rechtbank 's-Gravenhage had eerder het beroep van appellant ongegrond verklaard. Appellant stelde dat de maatregel onrechtmatig was, omdat hij mogelijk voldeed aan de voorwaarden van de aangekondigde pardonregeling in het regeerakkoord van 7 februari 2007. De staatssecretaris van Justitie stelde ter zitting dat de bewaring vanaf 28 februari 2007 onrechtmatig was, omdat er op dat moment geen grond meer was om de inbewaringstelling voort te zetten. De Raad van State oordeelde dat de staatssecretaris zich aan de gedragslijn van het regeerakkoord diende te houden, maar dat de bewaring niet eerder dan 28 februari 2007 onrechtmatig was. De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van appellant gegrond. Tevens werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding aan appellant voor de onrechtmatige bewaring en de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de staatssecretaris om tijdig te handelen in overeenstemming met de nieuwe beleidslijnen en de rechten van vreemdelingen.