ECLI:NL:RVS:2007:BA3799
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- B. van Wagtendonk
- R. van der Spoel
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en controle in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen
In deze zaak gaat het om de vreemdelingenbewaring van een vreemdeling die op 27 februari 2007 werd staande gehouden tijdens een controle op de weekmarkt Kraaiennest te Amsterdam Zuidoost. De verbalisanten waren belast met fietssurveillance en hadden kennis van het feit dat marktkooplieden op deze markt illegaal werkenden in dienst hadden. Tijdens de controle werd de vreemdeling aangetroffen terwijl hij aan het werk was. De verbalisanten, op basis van hun kennis en het gedrag van de vreemdeling, kregen het vermoeden dat hij niet rechtmatig in Nederland verbleef. Dit leidde tot een controle in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) en uiteindelijk tot de staandehouding van de vreemdeling op grond van artikel 50, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
De vreemdeling stelde dat de staandehouding onrechtmatig was, omdat er geen redelijk vermoeden van illegaal verblijf zou zijn. De Raad van State oordeelde echter dat de controle in het kader van de Wav rechtmatig was en dat de vreemdeling zich niet kon legitimeren en probeerde te ontsnappen aan de controle. Dit leidde tot een objectief redelijk vermoeden van illegaal verblijf. De Raad van State verklaarde het hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie gegrond, vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep van de vreemdeling ongegrond. Tevens werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
De uitspraak benadrukt het belang van de rechtmatigheid van controles in het kader van de Wav en de rol van de vreemdelingenrechter in het geval van een vastgestelde onrechtmatigheid. De Raad van State bevestigde dat de rechtmatigheid van de controle niet ter beoordeling staat van de vreemdelingenrechter, tenzij deze door een bevoegde rechter is vastgesteld.