ECLI:NL:RVS:2007:BA3000
Raad van State
- Hoger beroep
- T.M.A. Claessens
- A.W.M. Bijloos
- M.A.A. Mondt-Schouten
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om kennis te nemen van hoger beroep in vreemdelingenbewaring
In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door de appellant tegen een uitspraak van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, die op 20 maart 2007 is gedaan. De rechtbank had het beroep van de appellant tegen de voortduring van zijn vreemdelingenbewaring ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De appellant stelde dat de uitspraak van de rechtbank niet in het openbaar was uitgesproken, wat volgens hem grond zou moeten zijn voor de Afdeling om van het hoger beroep kennis te nemen, ondanks de wettelijke voorschriften die hiertegen verzetten. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft echter overwogen dat, indien in de uitspraak is vermeld dat deze in het openbaar is uitgesproken, daarvan moet worden uitgegaan. De Afdeling heeft vastgesteld dat het onderzoek ter zitting op 13 maart 2007 is gesloten en dat de uitspraak op 20 maart 2007 in het openbaar is gedaan, waardoor de termijn van artikel 96, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 niet is overschreden. De Afdeling heeft zich vervolgens onbevoegd verklaard om van het hoger beroep kennis te nemen, omdat er geen hoger beroep openstond tegen de uitspraak van de rechtbank. De beslissing is genomen in naam der Koningin en is op 6 april 2007 in het openbaar uitgesproken.