200601942/1.
Datum uitspraak:13 december 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/2608 van de rechtbank Arnhem van 31 januari 2006 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel.
Bij besluit van 17 januari 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zaltbommel (hierna: het college) aan woningstichting "De Vijf Gemeenten" (hierna: vergunninghouder) bouwvergunning verleend voor het renoveren van zes woningen aan de E.P. van Ooijenstraat 2a tot en met 2f te Aalst, gemeente Zaltbommel (hierna: het perceel).
Bij besluit van 10 juni 2005 heeft het college het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 31 januari 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Arnhem (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 12 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 10 april 2006. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 16 mei 2006 heeft het college van antwoord gediend.
Vergunninghouder is in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 november 2006, waar appellant in persoon, bijgestaan door mr. J.H. Hartman, en het college, vertegenwoordigd door M.C. Zondag, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het bouwplan voorziet in het renoveren (het aanbrengen van dakkapellen en luifels) van zes woningen op het perceel.
2.2. Ingevolge artikel 44 van de Woningwet mag alleen en moet een reguliere bouwvergunning worden geweigerd, indien – zakelijk weergegeven - het bouwen waarop de aanvraag betrekking heeft niet voldoet aan het Bouwbesluit, de gemeentelijke bouwverordening, het bouwen in strijd is met het bestemmingsplan, het bouwwerk niet voldoet aan de redelijke eisen van welstand of voor het bouwen een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 is vereist en deze niet is verleend.
2.3. Appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat er samenhang bestaat tussen het bestreden besluit en de besluitvorming omtrent het verlenen van de bouwvergunning voor het oprichten van twee woningen op het Delpad 1 en 3 te Aalst, gemeente Zaltbommel.
2.3.1. Dit betoog faalt. Het limitatieve en imperatieve karakter van artikel 44 van de Woningwet sluit uit dat een bouwvergunning kan worden geweigerd op andere gronden dan genoemd in dit artikel. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat voor het in het geding zijnde bouwplan geen weigeringsgrond als bedoeld in artikel 44 van de Woningwet aanwezig was, zodat het college terecht de bouwvergunning heeft verleend.
Anders dan appellant betoogt, is de Afdeling van oordeel dat het in het geding zijnde bouwplan en het bouwplan met betrekking tot de bouw van twee woningen op het naastgelegen perceel niet een dusdanige bouwkundige en functionele samenhang vormen dat zij als één geheel beschouwd moeten worden.
Voorts is voor een belangenafweging, zoals door appellant is betoogd, gelet op het karakter van artikel 44 van de Woningwet, geen plaats. Het betoog van appellant kan dan ook niet leiden tot het daarmee beoogde doel.
2.4. Eerst bij nader stuk in hoger beroep betoogt appellant dat het aanbrengen van nieuwe dakpannen niet in de bouwaanvraag en de bouwvergunning is opgenomen. Dit betoog dient buiten beschouwing te blijven, nu niet valt in te zien dat appellant dit niet in een eerder stadium naar voren had kunnen brengen en appellant dit uit een oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen en omwille van de zekerheid van de andere partijen omtrent hetgeen in geschil is, had behoren te doen.
2.5. Appellant heeft in hoger beroep voorts verwezen naar hetgeen hij bij de rechtbank voor het overige heeft aangevoerd. De rechtbank heeft deze beroepsgronden op goede gronden verworpen.
2.6. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Steinebach-de Wit
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 december 2006