ECLI:NL:RVS:2006:AZ3216

Raad van State

Datum uitspraak
22 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200608442/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R. van der Spoel
  • T.N.H. Nguyen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in vreemdelingenbewaring na uitspraak rechtbank

In deze zaak heeft de Raad van State op 22 november 2006 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van vreemdelingenbewaring. De vreemdeling was bij besluit van 8 november 2006 in vreemdelingenbewaring gesteld. De rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, heeft op dezelfde dag de beroepszaak van de vreemdeling gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel bevolen en schadevergoeding toegekend. De Raad van State oordeelt dat het niet uitgesloten is dat de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep niet in stand zal blijven, wat onomkeerbare gevolgen met zich mee kan brengen. De belangen van de vreemdeling zijn zwaarwegend, maar de Raad van State oordeelt dat de belangen die gediend zijn door de voortduring van de maatregel zwaarder wegen onder de gegeven omstandigheden. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft daarom besloten om een voorlopige voorziening te treffen, waarbij de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank totdat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist. De beslissing is genomen door de Voorzitter, mr. R. van der Spoel, in tegenwoordigheid van mr. T.N.H. Nguyen, ambtenaar van Staat.

Uitspraak

RAAD VAN STATE
200608442/2.
Datum uitspraak: 22 november 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van die wet, hangende het hoger beroep van:
de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie,
verzoeker,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/55201 van de rechtbank 's Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, van 22 november 2006 in het geding tussen:
[de vreemdeling],
en
verzoeker.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 november 2006 is [de vreemdeling] (hierna: de vreemdeling) in vreemdelingenbewaring gesteld.
Bij uitspraak van 22 november 2006, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank ’s Gravenhage, nevenzittingsplaats Utrecht, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep gegrond verklaard, de opheffing van de maatregel bevolen met ingang van die dag en hem schadevergoeding toegekend.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker (hierna: de minister) bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 22 november 2006, hoger beroep ingesteld.
Voorts heeft de minister de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
2. Overwegingen
2.1. Het verzoek heeft geen verdere strekking dan dat bij wijze van voorlopige voorziening wordt bepaald dat de minister in afwachting van de uitspraak op het ingestelde hoger beroep geen gevolg hoeft te geven aan het bevel van de rechtbank.
2.2. Niet valt op voorhand uit te sluiten dat de uitspraak in hoger beroep niet in stand zal blijven. Door het bevel de bewaring op te heffen, treden onomkeerbare gevolgen in. De Afdeling zal het hoger beroep op korte termijn ter zitting behandelen. Naar verwachting zal spoedig daarna uitspraak worden gedaan.
2.3. Hoewel de voortduring van de maatregel van bewaring voor de vreemdeling ingrijpend is en diens belangen bij het gevolg geven aan de opdracht van de rechtbank zwaar wegen, dient onder de gegeven omstandigheden aan de belangen die worden gediend door die voortduring een grotere betekenis te worden toegekend. De Voorzitter ziet hierin aanleiding de na te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.4. Het verzoek dient als kennelijk gegrond te worden toegewezen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie geen gevolg hoeft te geven aan de uitspraak van de rechtbank voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.
Aldus vastgesteld door mr. R. van der Spoel, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T.N.H. Nguyen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Spoel
Voorzitter
w.g. Nguyen
ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 november 2006
421
Verzonden: 22 november 2006
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,
mr. H.H.C. Visser,
directeur Bestuursrechtspraak