ECLI:NL:RVS:2006:AY4226
Raad van State
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om medewerking aan splitsing perceel en woonbestemming door college van burgemeester en wethouders van Hoorn
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Hoorn. Het college heeft op 1 april 2004 het verzoek van de appellant om medewerking te verlenen aan het splitsen van een perceel in twee percelen en het toekennen van een woonbestemming aan de afgesplitste kavel afgewezen. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het college verklaarde dit bezwaar ongegrond op 13 juli 2004. Vervolgens heeft de rechtbank Alkmaar op 2 september 2005 het beroep van de appellant gegrond verklaard, de beslissing van het college vernietigd en het college gelast om het verzoek van de appellant alsnog in behandeling te nemen.
Tegen deze uitspraak heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 27 juni 2006 is echter vastgesteld dat de appellant zijn verzoek op 12 december 2005 had ingetrokken. Hierdoor heeft het college terecht betoogd dat de appellant geen belang meer had bij de beoordeling van het hoger beroep. De Raad van State heeft geoordeeld dat er geen sprake was van voor vergoeding in aanmerking komende schade en dat het enkel betalen van het griffierecht onvoldoende was om procesbelang aan te nemen.
De Raad van State heeft het hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 19 juli 2006.