ECLI:NL:RVS:2006:AX9048

Raad van State

Datum uitspraak
15 juni 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200506368/4
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • A.J. Soede
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van goedkeuring bestemmingsplan Zorgcentrum Hintham

In deze zaak heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 15 juni 2006 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing of wijziging van een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch, die eerder in een uitspraak van 13 oktober 2005, nr. 200506368/2, de goedkeuring van het bestemmingsplan 'Zorgcentrum Hintham' door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant had geschorst. De schorsing betrof specifiek de plandelen met de bestemming 'Wonen (W)'. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 mei 2006, waarbij de verzoeker werd vertegenwoordigd door J.M. Groothuijse en ir. J.J.G. Heese. Ook de wederpartij, het college van gedeputeerde staten, was vertegenwoordigd door P.M.A. van Beek, en Woningstichting De Kleine Meierij was vertegenwoordigd door mr. M.J.M.G. van Gerwen, J.Th.A.M. Jansen en ing. L. Frensen.

De verzoeker stelde dat uit een luchtkwaliteitsonderzoek van Peutz B.V. bleek dat het bestemmingsplan voldeed aan de eisen van het Besluit luchtkwaliteit 2005. De Voorzitter oordeelde echter dat er geen nieuwe omstandigheden waren die de schorsing konden opheffen. De Voorzitter benadrukte dat het luchtkwaliteitsonderzoek niet voldeed aan de onderbouwingseisen van het bestreden besluit. Daarom werd het verzoek tot opheffing van de voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 15 juni 2006, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200506368/4.
Datum uitspraak: 15 juni 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek van:
het college van burgemeester en wethouders van 's-Hertogenbosch,
verzoeker,
om opheffing of wijziging (artikel 8:87 van de Algemene wet bestuursrecht) van de bij uitspraak van 13 oktober 2005, in zaak no.
200506368/2, getroffen voorlopige voorziening in het geding tussen:
[wederpartij] en anderen, wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1.    Procesverloop
Bij uitspraak van 13 oktober 2005, nr.
200506368/2heeft de Voorzitter op verzoek van [wederpartij] en anderen het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 24 mei 2005 tot goedkeuring van het bestemmingsplan "Zorgcentrum Hintham" bij wijze van voorlopige voorziening geschorst voor zover het de plandelen met de bestemming "Wonen (W)" zoals aangeduid op de bij die uitspraak gevoegde kaart betreft. De uitspraak is aangehecht.
Bij brief van 29 maart 2006, bij de Raad van State ingekomen op 31 maart 2006, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht deze voorlopige voorziening op te heffen of te wijzigen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 mei 2006, waar verzoeker, vertegenwoordigd door J.M. Groothuijse, ambtenaar van de gemeente, en ir. J.J.G. Heese, werkzaam bij Peutz B.V., is verschenen.
Voorts is als partij gehoord [wederpartij] in persoon, het college van gedeputeerde staten, vertegenwoordigd door P.M.A. van Beek, ambtenaar van de provincie, en Woningstichting De Kleine Meierij, vertegenwoordigd door mr. M.J.M.G. van Gerwen, J.Th.A.M. Jansen en ing. L. Frensen, gemachtigden.
2.    Overwegingen
2.1.    Verzoeker stelt dat uit het "Onderzoek naar de luchtkwaliteit in de omgeving van Zorgcentrum Hintham te 's-Hertogenbosch" van Peutz B.V. van 28 maart 2006 blijkt dat het bestemmingsplan voldoet aan het bepaalde in artikel 7 van het Besluit luchtkwaliteit 2005 (Blk 2005). Gelet hierop en op de grote belangen die met uitvoering van het plan zijn gediend, verzoekt hij om opheffing van de getroffen voorlopige voorziening.
2.2.    De Voorzitter stelt voorop dat in deze procedure slechts moet worden beoordeeld of er een grond is om de voorlopige voorziening op te heffen dan wel te wijzigen. Daartoe bestaat slechts aanleiding indien er sprake is van:
- hetzij een omstandigheid die de Voorzitter ten tijde van diens uitspraak niet bekend was en die, indien zij wel bekend was geweest, ertoe zou hebben geleid dat geen schorsing bij wijze van voorlopige voorziening zou zijn uitgesproken;
- hetzij een inmiddels gewijzigde omstandigheid op grond waarvan thans aan uitvoering van het geschorste besluit overwegende betekenis moet worden toegekend in verhouding tot het met het voortduren van de schorsing te dienen belang.
2.3.    De Voorzitter is er evenwel niet van overtuigd dat aan het luchtkwaliteitsonderzoek van 28 maart 2006, als gewijzigde omstandigheid, overwegende betekenis moet worden toegekend in verhouding tot het met het voortduren van de schorsing te dienen belang. Hierbij acht de Voorzitter van belang dat dit luchtkwaliteitsonderzoek niet afdoet aan het feit dat het bestreden besluit niet met onderzoeksgegevens is onderbouwd.
2.4.    Het verzoek dient derhalve te worden afgewezen.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Soede, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren    w.g. Soede
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 juni 2006
270-461.