200507527/2.
Datum uitspraak: 19 mei 2006
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker A], wonende te [woonplaats], en [verzoekster B], gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak in zaak no. WRO 04/3378 van de rechtbank Rotterdam van 15 juli 2005 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Oostflakkee.
Bij besluit van 30 maart 2004 heeft het hoofd taakgebied Volkshuisvestiging, Ruimtelijke Ontwikkeling en Milieu namens het college van burgemeester en wethouders van Oostflakkee (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Multicriteria Bedrijfshuisvesting B.V. (hierna: Multicriteria) bouwvergunning en vrijstelling verleend voor het bouwen van een winkelcentrum met 14 bovengelegen woningen op een perceel dat omsloten wordt door de Dabbestraat, Oostdijk, Oost-Achterweg en de Heerendijk te Oude-Tonge (hierna: het perceel).
Bij besluit van 8 oktober 2004 heeft het college, voor zover hier van belang, de door verzoekers gemaakte bezwaren deels gegrond en voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 15 juli 2005, verzonden op 19 juli 2005, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door onder meer verzoekers ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 26 augustus 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 26 september 2005.
Bij brief van 2 mei 2006, bij de Raad van State ingekomen op 4 mei 2006, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek gelijktijdig met de bodemzaak ter zitting behandeld op 15 mei 2006, waar [verzoeker A] in persoon, bijgestaan door mr. R.Th.J. van 't Zelfde, advocaat te Breda, en het college, vertegenwoordigd door C.M.C. Kranse-Bogaard, ambtenaar van de gemeente en L. Hessels, werkzaam bij Adviesbureau Goudappel Coffeng, bijgestaan door mr. R.M. van Bemmel, advocaat te Breda, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord Multicriteria, vertegenwoordigd door mr. M. Gideonse, advocaat te Rotterdam.
2.1. De Voorzitter overweegt dat gerede twijfel bestaat of de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure in stand zal blijven. Daartoe wordt het volgende overwogen.
Ter zitting is van de zijde van het college desgevraagd verklaard dat thans wordt uitgegaan van een benodigd aantal parkeerplaatsen ten gevolge van het bouwplan van 77 in plaats van 61 parkeerplaatsen waarvan het college ten tijde van de beslissing op bezwaar uitging. Bovendien hebben verzoekers niet zonder grond bestreden dat zelfs dat aantal van 77 parkeerplaatsen gelet op het aantal m² verhuurbaarvloeroppervlak (v.v.o.) voldoende zal zijn. In verband hiermee bestaat gerede twijfel of het onderzoek naar de benodigde parkeercapaciteit en de wijze waarop daarin kan worden voorzien zoals dat aan het bestreden besluit alsmede aan de verlening van de vrijstelling en bouwvergunning ten grondslag heeft gelegen op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Derhalve moet worden aangenomen dat het bestreden besluit in zoverre de toets van artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht niet kan doorstaan.
Dit geldt evenzeer voor het onderzoek naar de luchtkwaliteit. Vast staat dat ten tijde van het besluit van 30 maart 2004 alsmede ten tijde van het besluit van 8 oktober 2004 geen onderzoek naar de gevolgen van het bouwplan voor de luchtkwaliteit heeft plaatsgevonden. Weliswaar heeft het college bij de rechtbank een onderzoek overgelegd naar de luchtkwaliteit in verband met de ontwikkeling aan de Dabbestraat, maar ook ten aanzien daarvan is de vraag of dit onderzoek voldoende representatief en betrouwbaar is om de conclusie te kunnen dragen dat zonder meer aan het Besluit luchtkwaliteit 2005 kan worden voldaan.
2.2. Multicriteria heeft betoogd dat verzoekers geen spoedeisend belang hebben, nu zij het verzoek om voorlopige voorziening eerst kort vóór de aanvang van de bouwwerkzaamheden hebben ingediend.
De enkele omstandigheid dat verzoekers niet reeds ten tijde van de sloop van de voorheen bestaande bebouwing om een voorlopige voorziening hebben verzocht, betekent niet dat verzoekers thans geen spoedeisend belang (meer) hebben bij het treffen van een voorlopige voorziening ten aanzien van de verleende vrijstelling en bouwvergunning, nu ter zitting voldoende aannemelijk is gemaakt dat verzoekers zo spoedig mogelijk nadat hun bekend is geworden wanneer een aanvang zou worden gemaakt met de bouwwerkzaamheden, het verzoek om voorlopige voorziening hebben ingediend.
2.3. Gelet op het vorenstaande bestaat aanleiding voor het treffen van de na te melden voorziening.
2.4. Het college dient op de navolgende wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oostflakkee van 8 oktober 2004, BBCO/thb, voor zover daarbij de bezwaren van verzoekers ongegrond zijn verklaard, en het besluit van 30 maart 2004, B 02/131, totdat de Afdeling in het bodemgeschil uitspraak heeft gedaan;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Oostflakkee tot vergoeding van bij verzoekers in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 322,00 (zegge: driehonderdtweeëntwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door gemeente Oostflakkee aan verzoekers onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat gemeente Oostflakkee aan verzoekers het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 422,00 (zegge: vierhondertweeëntwintig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Steinebach-de Wit
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2006