ECLI:NL:RVS:2006:AV1284
Raad van State
- Hoger beroep
- C.H.M. van Altena
- J. de Koning
- Rechtspraak.nl
Verplichting tot deelname aan educatieve maatregel alcohol en verkeer opgelegd door het CBR
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een besluit van de stichting "Stichting Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen" (CBR) dat appellant verplichtte deel te nemen aan een educatieve maatregel alcohol en verkeer (EMA) ter bevordering van zijn geschiktheid. Het CBR had deze verplichting opgelegd bij besluit van 25 augustus 2004, waarna appellant bezwaar maakte. Dit bezwaar werd door het CBR ongegrond verklaard op 29 november 2004. Appellant ging vervolgens in beroep bij de rechtbank Middelburg, die op 8 juli 2005 de uitspraak van het CBR bevestigde. Appellant heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, ingekomen op 3 augustus 2005.
De Raad van State heeft de zaak behandeld op 20 december 2005. Het CBR was vertegenwoordigd door drs. M.M. van Dongen, terwijl appellant niet ter zitting verscheen. De Raad overwoog dat de argumenten van appellant in hoger beroep een herhaling waren van de eerder aangevoerde gronden bij de rechtbank. De rechtbank had terecht geoordeeld dat, omdat appellant weigerde mee te werken aan een onderzoek zoals bedoeld in de Wegenverkeerswet 1994, het CBR verplicht was om een EMA op te leggen. Dit was in overeenstemming met de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid, die geen ruimte biedt voor een belangenafweging in dit geval.
De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd uitgesproken in naam der Koningin op 8 februari 2006.