ECLI:NL:RVS:2005:AU6380
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- B. van Wagtendonk
- T.M.A. Claessens
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vrijheidsontnemende maatregel vreemdeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die op 15 oktober 2005 is opgelegd aan een vreemdeling. De rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Haarlem, heeft op 9 november 2005 het beroep van de vreemdeling gegrond verklaard en de opheffing van de maatregel bevolen. De minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. De vreemdeling heeft op zijn beurt ook hoger beroep ingesteld, maar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelt dat het hoger beroep van de vreemdeling kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de rechtbank zijn beroep al gegrond heeft verklaard.
De minister stelt dat de rechtbank heeft miskend dat er een grondslag voor de vrijheidsontnemende maatregel was, omdat de vreemdeling op 14 oktober 2005 de toegang is geweigerd. De Afdeling oordeelt dat het hoger beroep van de minister gegrond is en vernietigt de uitspraak van de rechtbank. De Afdeling overweegt dat de vreemdeling onvoldoende zorg heeft gekregen in het detentiecentrum, maar dat dit niet leidt tot gegrondbevinding van het beroep. De beslissing om de vreemdeling over te plaatsen naar een ander detentiecentrum raakt de grondslag van de vrijheidsontnemende maatregel niet.
De Afdeling verklaart het hoger beroep van de vreemdeling niet-ontvankelijk en het hoger beroep van de minister gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd en het beroep van de vreemdeling wordt ongegrond verklaard. Er is geen grond voor schadevergoeding en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 14 november 2005.