ECLI:NL:RVS:2005:AU5371
Raad van State
- Hoger beroep
- W. van den Brink
- A.L.M. Steinebach-de Wit
- Rechtspraak.nl
Handhaving van bouwvoorschriften en dwangsom bij afwijking van bouwvergunning
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Oud Zuid, waarbij appellanten onder oplegging van een dwangsom zijn gelast om bouwwerken die in afwijking van de verleende bouwvergunning zijn gebouwd, te verwijderen. De bouwvergunning was verleend op 30 mei 2001, maar de appellanten hebben een dakopbouw gerealiseerd die niet in overeenstemming was met deze vergunning. Het dagelijks bestuur heeft op 12 november 2002 een besluit genomen waarin zij de appellanten opdraagt om de bouwwerken binnen zes weken te verwijderen. Dit besluit werd later door het dagelijks bestuur bevestigd, ondanks het bezwaar van de appellanten.
De rechtbank Amsterdam heeft op 2 februari 2005 het beroep van de appellanten ongegrond verklaard, waarna zij hoger beroep hebben ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 24 oktober 2005 is de zaak behandeld, waarbij de appellanten werden vertegenwoordigd door hun advocaat, mr. R. Vos, en het dagelijks bestuur door mr. B. Akciger. De Raad van State heeft overwogen dat de dakopbouw in strijd is met artikel 40, eerste lid, van de Woningwet, en dat het dagelijks bestuur bevoegd was om handhavend op te treden.
De Raad van State heeft vastgesteld dat er geen concreet uitzicht op legalisatie van de dakopbouw bestond, aangezien het verzoek om bouwvergunning voor legalisatie op 15 juli 2003 was geweigerd en het bezwaar daartegen op 7 juni 2004 ongegrond was verklaard. De stelling van de appellanten dat het welstandsadvies gebrekkig was, werd niet gehonoreerd, omdat de weigering om bouwvergunning te verlenen rechtens onaantastbaar was geworden. De Raad van State heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak bevestigd, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.