200501772/1.
Datum uitspraak: 28 september 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Deurne,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/977 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 20 januari 2005 in het geding tussen:
[wederpartij], wonend te [woonplaats]
Bij besluit van 17 juli 2003 heeft appellant aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het uitbouwen aan de achtergevel van het woonhuis op het perceel kadastraal bekend gemeente [plaats], sectie […], no. […], plaatselijk bekend [locatie].
Bij besluit van 3 februari 2004 heeft appellant het daartegen [wederpartij] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 januari 2005, verzonden op 24 januari 2005, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartij] ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en appellant opgedragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 22 februari 2005, bij de Raad van State ingekomen op 28 februari 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 24 maart 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 25 april 2005 heeft [wederpartij] van antwoord gediend.
Met toepassing van artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is [vergunninghouder] in de gelegenheid gesteld als partij aan het geding deel te nemen, van welke gelegenheid hij geen gebruik heeft gemaakt.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 september 2005, waar appellant, vertegenwoordigd door C. van den Heuvel, ambtenaar van de gemeente, en [wederpartij] in persoon, bijgestaan door mr. J.A. Wols, gemachtigde, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet, gelezen in samenhang met het derde lid, moet de lichte bouwvergunning worden geweigerd, indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld.
Het bouwplan is gesitueerd op gronden die op grond van het vigerende bestemmingsplan "De Koolhof - Uitwerking IV-A (Parallelweg-Maassingel)" de bestemming "Achtertuin" hebben.
Ingevolge artikel 4 van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, mogen op de als zodanig bestemde gronden uitsluitend bijgebouwen zoals bergingen, hobbyruimten, alsmede bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals terrassen, pergola's, keermuren en terreinafscheidingen worden gebouwd.
Op voormeld bestemmingsplan is de "Vernieuwde regeling bijgebouwen bij woningen 1994" (hierna: de regeling) van toepassing.
Ingevolge artikel 0 van de regeling wordt onder hoofdgebouw verstaan een gebouw dat op een bouwperceel door zijn ligging, konstruktie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
Onder nevenruimte (bijgebouw) wordt op grond van de regeling verstaan een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, konstruktie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
2.2. Appellant betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan, nu de voorgenomen aanbouw niet als een nevenruimte maar als een uitbreiding van het hoofdgebouw dient te worden aangemerkt. In dit verband stelt appellant dat de rechtbank heeft miskend dat, gelet op de bouwmassa, het bouwplan voorziet in de bouw van een nevenruimte.
2.2.1. Of sprake is van een nevenruimte wordt niet alleen bepaald door de ligging, constructie en afmetingen van een gebouw. Een nevenruimte dient tevens ten dienste te staan van het hoofdgebouw. Dat de beoogde aanbouw bouwkundige ondergeschikt is aan het hoofdgebouw is op zichzelf dan ook onvoldoende om de aanbouw als nevenruimte in de zin van de regeling aan te kunnen merken.
De rechtbank heeft voorts met juistheid geoordeeld dat artikel 0 van de regeling zo moet worden uitgelegd dat een ruimte slechts als nevenruimte kan worden aangemerkt, indien die ruimte ook in functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw. Voor het volgen van de uitleg van appellant dat de passage "dat ten dienste staat van het hoofdgebouw" slechts is opgenomen om aan te geven dat de nevenruimte dezelfde bestemming dient te hebben als het hoofdgebouw bestaat geen aanleiding.
De functies van de in de beoogde aanbouw ondergebrachte ruimten, te weten een slaapkamer, badkamer, bijkeuken en portaal, zijn functies die doorgaans in het hoofdgebouw worden uitgeoefend. Van functionele ondergeschiktheid is derhalve geen sprake. De rechtbank heeft dan ook terecht geoordeeld dat de beoogde aanbouw geen nevenruimte (bijgebouw) is in evenbedoelde zin. Nu op de als "Achtertuin" bestemde gronden ingevolge artikel 4 van de planvoorschriften slechts bijgebouwen mogen worden gebouwd, is het bouwplan in strijd met het bestemmingsplan. Gelet op artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet, gelezen in samenhang met het derde lid, heeft de rechtbank dan ook terecht geoordeeld dat appellant de bouwvergunning had moeten weigeren.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Appellant dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Deurne tot vergoeding van bij [wederpartij] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 528,43 (zegge: vijfhonderdachtentwintig euro en drieënveertig cent), waarvan een gedeelte groot € 402,50 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Deurne aan [wederpartij] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Steinebach-de Wit
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2005