ECLI:NL:RVS:2005:AT4720

Raad van State

Datum uitspraak
22 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200502490/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor woongebouw in Rotterdam

Op 10 december 2003 verleende het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam vrijstelling en een bouwvergunning aan Woonbron-Maasoevers voor de oprichting van een woongebouw met 50 woningen en een parkeergarage aan het Pernisseplein. Dit besluit werd op 23 november 2004 door het college bevestigd, ondanks bezwaar van verzoekers. De voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam verklaarde op 10 februari 2005 het beroep van verzoekers gegrond, vernietigde de beslissing op bezwaar en verklaarde het bezwaar van verzoekers niet-ontvankelijk. Verzoekers stelden hierop hoger beroep in bij de Raad van State en vroegen om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State behandelde het verzoek op 14 april 2005. Tijdens de zitting waren verzoekers vertegenwoordigd door hun gemachtigde en advocaat, terwijl het college werd vertegenwoordigd door ambtenaren. Woonbron-Maasoevers was ook aanwezig, vertegenwoordigd door een ingenieur en een advocaat. De Voorzitter overwoog dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Er werd geen aanleiding gevonden om aan te nemen dat de uitspraak van de voorzieningenrechter in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. Verzoekers konden niet aannemelijk maken dat het college een vaste praktijk had van het publiceren van verleende bouwvergunningen. Gelet op de betrokken belangen werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er was ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd op 22 april 2005 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

200502490/2.
Datum uitspraak: 22 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak nos. VWRO 04/3619 WILD en
WRO 04/3620 WILD van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam van 10 februari 2005 in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 10 december 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (hierna: het college) aan Woonbron-Maasoevers te Hoogvliet vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een woongebouw met 50 woningen en een parkeergarage aan het Pernisseplein.
Bij besluit van 23 november 2004 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 februari 2005, verzonden op 11 februari 2005, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en het bezwaar van verzoekers alsnog niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 22 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op diezelfde datum, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 22 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op diezelfde datum, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 april 2005, waar verzoekers, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. K. Ulmer, advocaat te Dordrecht, en het college, vertegenwoordigd door mr. K.I. Siem, J. Roest en N. van Eeden, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is Woonbron Maasoevers, vertegenwoordigd door ir. A. Fieret, bijgestaan door mr. M. van Hal-Scheffer, advocaat te Den Haag, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt te meer, indien zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het besluit heeft getoetst en het daartegen ingestelde beroep ongegrond heeft geoordeeld.
2.2.    In hetgeen verzoekers naar voren hebben gebracht, wordt geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat verzoekers niet aannemelijk hebben gemaakt dat ten tijde van het besluit van 10 december 2003 het vaste praktijk van het college was dat verleende bouwvergunningen - onverplicht - werden gepubliceerd in het huis-aan-huisblad "De Maaspost".
2.3.    Ook overigens is geen aanleiding voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de vrijstelling en de bouwvergunning in de bodemprocedure niet in stand zullen blijven.
2.4.    Gelet hierop en op de betrokken belangen, bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump    w.g. Steinebach-de Wit
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2005
328.