ECLI:NL:RVS:2005:AT4691

Raad van State

Datum uitspraak
19 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200502630/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake opslag van stacaravans door college van burgemeester en wethouders van Asten

Op 23 augustus 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Asten een besluit genomen waarin vergunninghoudster werd aangesproken om vóór 1 december 2004 de opslag van stacaravans op een specifiek perceel te beëindigen. Dit besluit werd vergezeld van een dwangsom van € 1.500,00 per dag, met een maximum van € 30.000,00. Tegen dit besluit heeft verzoeker op 24 maart 2005 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij tevens verzocht om een voorlopige voorziening. De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft het verzoek op 14 april 2005 behandeld, waarbij verzoeker werd vertegenwoordigd door M.G.J. Koenen en het college door mr. P.P.L. Lucas.

De voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch had eerder op 10 februari 2005 het beroep van verzoeker ongegrond verklaard. In de zitting werd de vraag besproken of de voorzieningenrechter het beroep terecht ontvankelijk had geacht en of het college het bezwaar terecht ontvankelijk had geacht. De Voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de interpretatie van de planvoorschriften door de voorzieningenrechter, die de opslag van caravans op het parkeerterrein als in strijd met het gebruiksverbod had aangemerkt.

Gelet op deze overwegingen werd er geen aanleiding gezien voor het treffen van een voorlopige voorziening, en er was ook geen grond voor een proceskostenveroordeling. De beslissing van de Voorzitter was om het verzoek af te wijzen, wat op 19 april 2005 openbaar werd uitgesproken.

Uitspraak

200502630/2.
Datum uitspraak: 19 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 05/218 VV EN AWB 05/212 van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 10 februari 2005 in het geding tussen:
verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van Asten.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 23 augustus 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Asten (hierna: het college) [vergunninghoudster] gevestigd te [plaats] aangeschreven om vóór 1 december 2004 de opslag van stacaravans op het perceel [locatie] te [plaats] te beëindigen, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.500,00 per dag tot een maximum van € 30.000,00.
Bij besluit van 14 december 2004 heeft het college het daartegen door [Camping Strandbad] gevestigd te [plaats] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 10 februari 2005, verzonden op 15 februari 2005, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door verzoeker ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoeker bij brief van 24 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 25 maart 2005, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 24 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 25 maart 2005, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 april 2005, waar verzoeker, vertegenwoordigd door M.G.J. Koenen, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door mr. P.P.L. Lucas, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    De vraag of de voorzieningenrechter terecht het beroep ontvankelijk heeft geacht dan wel of het college terecht het bezwaar ontvankelijk heeft geacht, dient in de bodemprocedure te worden beantwoord.
2.2.    In hetgeen verzoeker naar voren heeft gebracht, wordt geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat de voorzieningenrechter een onjuiste interpretatie heeft gegeven van de planvoorschriften door het plaatsen van caravans op het parkeerterrein als opslag aan te merken, welke opslag in strijd is met het in de planvoorschriften opgenomen gebruiksverbod.
2.3.    Gelet hierop bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump    w.g. Steinebach-de Wit
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2005
328.