200407236/1.
Datum uitspraak: 6 april 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Amsterdam,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 juli 2004 in het geding tussen:
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Zuidoost van de gemeente Amsterdam.
Bij besluit van 18 december 2001 heeft de stadsdeelraad van het stadsdeel Amsterdam Zuidoost van de gemeente Amsterdam (hierna: de stadsdeelraad) aan appellant geweigerd vrijstelling te verlenen als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: de WRO) ten behoeve van een woning met garageberging op het perceel [locatie] te Amsterdam.
Bij besluit van 21 februari 2002 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Zuidoost van de gemeente Amsterdam (hierna: het dagelijks bestuur) aan appellant geweigerd voor de woning met garageberging bouwvergunning te verlenen.
Bij besluit van 15 april 2003 heeft het dagelijks bestuur het tegen deze besluiten door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 12 juli 2004, verzonden op 15 juli 2004, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief van 26 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 27 september 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 10 december 2004 heeft het dagelijks bestuur van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 22 maart 2005, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. H.A. Sarolea, advocaat te Amsterdam, en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. L.M.W. Gratama, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Vaststaat dat het bouwplan in strijd is met het ter plaatse als bestemmingsplan geldende "Uitbreidingsplan in hoofdzaak West-Weesperkarspel" (hierna: het bestemmingsplan). Vaststaat voorts dat bouwvergunning slechts mogelijk is met toepassing van artikel 19, eerste lid, van de WRO en dat de bevoegdheid vrijstelling ingevolge dat artikel te verlenen niet aan het dagelijks bestuur is gedelegeerd.
2.2. Ingevolge artikel 46, derde lid, van de Woningwet, voorzover van belang, wordt een aanvraag om bouwvergunning die slechts kan worden ingewilligd na vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de WRO geacht mede een verzoek om zodanige vrijstelling in te houden.
2.3. Appellant betwist met succes het oordeel van de rechtbank dat het dagelijks bestuur terecht zijn weigering om bouwvergunning te verlenen heeft gehandhaafd. Gebleken is dat het besluit van 18 december 2001 waarbij de stadsdeelraad heeft beslist op het verzoek om vrijstelling, eerst aan appellant is bekendgemaakt bij toezending van het besluit van 21 februari 2002. Voorzover het bezwaar is gericht tegen het besluit van 18 december 2001, is het dagelijks bestuur daarop ten onrechte ingegaan bij zijn beslissing op bezwaar. Daargelaten dat artikel 49, vijfde lid, van de Woningwet niet van toepassing is op een besluit tot weigering van vrijstelling, volgt uit die bepaling niet dat het dagelijks bestuur bevoegd is te beslissen op het gemaakte bezwaar tegen een besluit van een ander bestuursorgaan. Die uitleg verdraagt zich niet met artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), gelezen in samenhang met artikel 1:5, eerste lid, van die wet. Het dagelijks bestuur heeft dan ook ten onrechte nagelaten dat bezwaar ter behandeling door te zenden aan de stadsdeelraad en de beslissing daarop af te wachten alvorens te beslissen op het bezwaar tegen het besluit van 21 februari 2002. Gelet op deze gang van zaken is van een zorgvuldige voorbereiding van het besluit van 15 april 2003 geen sprake. Niet kan immers worden uitgesloten dat de stadsdeelraad naar aanleiding van het gemaakte bezwaar terugkomt op zijn in het besluit van 18 december 2001 ingenomen standpunt en alsnog vrijstelling verleent voor het bouwplan, in welk geval geen sprake meer is van strijdigheid met het bestemmingsplan.
Het voorgaande brengt mee dat het besluit van 15 april 2003 in strijd is met artikel 3:2 van de Awb. De rechtbank heeft dat niet onderkend.
2.4. Aan de beoordeling van de beroepsgronden die betrekking hebben op de weigering van vrijstelling komt de Afdeling niet toe. Het is aan de stadsdeelraad om naar aanleiding van het gemaakte bezwaar zijn besluit tot weigering van de gevraagde vrijstelling te heroverwegen.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal, doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, het besluit van 15 april 2003 vernietigen.
2.6. Het dagelijks bestuur dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 12 juli 2004, AWB 03/2796 WW44;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Zuidoost van de gemeente Amsterdam van 15 april 2003, 2002003117;
V. veroordeelt het dagelijks bestuur van het stadsdeel Amsterdam Zuidoost van de gemeente Amsterdam in de door appellant in verband met de behandeling van het hoger beroep en het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1288,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door het stadsdeel Amsterdam Zuidoost van de gemeente Amsterdam te worden betaald aan appellant;
VI. gelast dat het stadsdeel Amsterdam Zuidoost van de gemeente Amsterdam aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep betaalde griffierecht (€ 116,00 + € 205,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Willems
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 april 2005