ECLI:NL:RVS:2005:AT1947

Raad van State

Datum uitspraak
23 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200404438/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tegemoetkoming ziektekosten op grond van de Remigratiewet

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van een appellant tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een tegemoetkoming in de ziektekosten op basis van de Remigratiewet door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De aanvraag werd op 8 oktober 2001 afgewezen, waarna de SVB op 23 januari 2003 het bezwaar van de appellant ongegrond verklaarde. De rechtbank Amsterdam verklaarde op 31 maart 2004 het beroep van de appellant tegen deze beslissing ook ongegrond. Hierop heeft de appellant hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 10 mei 2004 is ingediend. De gronden van het hoger beroep zijn later aangevuld. De zaak werd behandeld op 17 februari 2005, waarbij de appellant werd vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. M.H.J. Toxopeus.

De appellant voerde aan dat de rechtbank ten onrechte het beroep op het vertrouwensbeginsel had verworpen. Hij stelde dat er toezeggingen waren gedaan door medewerkers van het Nederlands Migratie Instituut en de SVB, die hem de verwachting hadden gewekt dat hij in aanmerking zou komen voor de tegemoetkoming. De Raad van State oordeelde echter dat de appellant deze stelling niet aannemelijk had gemaakt, waardoor het beroep op het vertrouwensbeginsel faalde.

Daarnaast klaagde de appellant dat de rechtbank niet had gereageerd op zijn argument dat de afwijzing van zijn aanvraag hem onevenredig hard trof. De Raad van State oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat de SVB de bevoegdheid had om in geval van onevenredige hardheid een tegemoetkoming toe te kennen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard, en de aangevallen uitspraak werd bevestigd, zij het met enige verbetering van de gronden. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200404438/1.
Datum uitspraak: 23 maart 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 31 maart 2004 in het geding tussen:
appellant
en
de Sociale Verzekeringsbank.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 8 oktober 2001 heeft de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de SVB) een aanvraag van appellant om toekenning van een tegemoetkoming in de ziektekosten op de voet van de Remigratiewet afgewezen.
Bij besluit van 23 januari 2003 heeft de SVB het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 31 maart 2004, verzonden op diezelfde dag, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Centrale Raad van Beroep ingekomen op 10 mei 2004, hoger beroep ingesteld. Het hoger-beroepschrift  is bij brief van 12 mei 2004, met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht, gelezen in samenhang met artikel 6:24, eerste lid, van die wet, ter behandeling doorgezonden aan de Raad van State. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 21 juni 2004. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 10 november 2004 heeft de SVB van antwoord gediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 februari 2005, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. M.H.J. Toxopeus, advocaat te Zoetermeer, is verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    Appellant klaagt dat de rechtbank ten onrechte het beroep op het vertrouwensbeginsel heeft verworpen.
2.1.1.    Appellant heeft zijn stelling, dat voorafgaand aan zijn aanvraag om toekenning van een remigratieuitkering op de voet van de Remigratieregeling 1985 door medewerkers van het Nederlands Migratie Instituut (NMI) en door medewerkers van de SVB concrete toezeggingen zijn gedaan, op grond waarvan bij hem de rechtens te honoreren verwachting is gewekt dat hij na inwerkingtreding van de Remigratiewet alsnog in aanmerking zou komen voor een tegemoetkoming in de ziektekosten op grond van die wet, niet aannemelijk gemaakt. Reeds daarom faalt het beroep op het vertrouwensbeginsel.
2.2.    Voorts klaagt appellant dat de rechtbank ten onrechte ongemotiveerd is voorbijgegaan aan zijn stelling dat hij door de afwijzing van zijn aanvraag onevenredig hard wordt getroffen en dat de SVB derhalve, met toepassing van zijn discretionaire bevoegdheid, de aanvraag had behoren in te willigen.
2.2.1.    Deze klacht faalt evenzeer, reeds omdat niet is gebleken dat de SVB aan de Remigratiewet of enig ander algemeen verbindend voorschrift de bevoegdheid kan ontlenen om ingeval van onevenredige hardheid, als door appellant bedoeld, een tegemoetkoming in de ziektekosten toe te kennen.
2.3.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, zij het met enige verbetering van de gronden waarop deze rust, te worden bevestigd.
2.4.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. J.H. van Kreveld, Leden, in tegenwoordigheid van mr. M.J.C. Beerse, ambtenaar van Staat.
w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Beerse
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2005
382.