ECLI:NL:RVS:2005:AS7244

Raad van State

Datum uitspraak
23 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200401256/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijstelling bestemmingsplan "Tusken Moark en Ie"

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vereniging "Vereniging Milieudefensie" tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden. Het college had op 19 februari 2002 vrijstelling verleend aan De Wind Groep voor de realisatie van de eerste fase van het bestemmingsplan "Tusken Moark en Ie". De vereniging Milieudefensie was het niet eens met dit besluit en heeft bezwaar gemaakt, wat door het college ongegrond werd verklaard. De rechtbank Leeuwarden heeft op 31 december 2003 het beroep van de vereniging gegrond verklaard en het besluit van het college vernietigd.

De vereniging heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 11 oktober 2004 zijn verschillende partijen gehoord, waaronder vertegenwoordigers van de vereniging, het college en deskundigen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 23 februari 2005 geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat het procesbelang bij de beoordeling van de aangevallen uitspraak en het besluit van 11 mei 2004 is vervallen, omdat het bestemmingsplan "Tusken Moark en Ie" inmiddels was goedgekeurd en de vrijstelling betrekking had op de ontwikkeling van een woonlocatie.

De Raad van State heeft in haar beslissing geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en vastgesteld door de voorzitter en de leden van de Afdeling.

Uitspraak

200401256/1.
Datum uitspraak: 23 februari 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging "Vereniging Milieudefensie", gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 31 december 2003 in het geding tussen:
appellante
en
het college van burgemeester en wethouders van Leeuwarden.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 19 februari 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) aan De Wind Groep, namens [partij] vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening verleend van nader aangeduide bestemmingen van het bestemmingsplan "Buitengebied", ten behoeve van de verwezenlijking van de zogenoemde eerste fase van het bestemmingsplan "Tusken Moark en Ie".
Bij besluit van 29 oktober 2002 heeft het college het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard, alsnog vrijstelling verleend van de artikelen 3, 4 en 16, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied" en het besluit van 19 februari 2002, onder aanpassing van de motivering, in stand gelaten.
Bij uitspraak van 31 december 2003, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en, voorzover hier van belang, het primaire besluit van 19 februari 2002 geschorst tot twee weken nadat de nieuwe beslissing op bezwaar op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 9 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 11 februari 2004, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 8 maart 2004. Deze brieven zijn  aangehecht.
Bij brief van 4 mei 2004 heeft het college van gedeputeerde staten van Fryslân een reactie op het hoger beroepschrift gegeven. [partij] heeft bij brief van 18 mei 2004 een reactie op het hoger beroepschrift gegeven. Bij brieven van 18 mei 2004 en 12 juli 2004 heeft het college van antwoord gediend.
Bij besluit van 11 mei 2004 heeft het college opnieuw op de door appellante gemaakte bezwaren beslist, alsnog vrijstelling verleend van de artikelen 3, 4 en 16, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied" en het besluit van 19 februari 2002, onder aanpassing van de motivering, in stand gelaten.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellante en [partij]. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 oktober 2004, waar appellante, vertegenwoordigd door J. van der Meer, gemachtigde, en drs. K. van Dijk, deskundige, het college, vertegenwoordigd door drs. M.C.M. Waanders, wethouder, mr. G. Folmer en ir. J. de Boer, ambtenaren van de gemeente, alsmede dr. ir. D. Bos en dr. B.S. Ebbinge, deskundigen, het college van gedeputeerde staten van Fryslân, vertegenwoordigd door drs. S.B. Douma, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de [partij], vertegenwoordigd door mr. J.C. Ellerman, advocaat te Amsterdam, alsmede mr. J. la Faille en W.H.J. Dragt, gemachtigden, daar gehoord.
2.    Overwegingen
2.1.    Bij uitspraak van heden, met no.
200404709/1, heeft de Afdeling de tegen het besluit omtrent de goedkeuring van het bestemmingsplan "Tusken Moark en Ie" ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Het bestemmingsplan "Tusken Moark en Ie" voorziet in het juridisch-planologische kader voor de ontwikkeling van een woonlocatie, waarop (ook) de vrijstelling betrekking heeft en is de titel voor de ruimtelijke ingrepen waartegen appellante zich keert. Nu niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan een belang bij een inhoudelijke beoordeling van de aangevallen uitspraak en de daarop gevolgde beslissing op bezwaar van 11 mei 2004 kan worden aangenomen, moet worden geoordeeld dat het procesbelang bij beoordeling van de aangevallen uitspraak en het hiervoor bedoelde besluit is vervallen.
2.2.    Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, Voorzitter, en mr. P.J.J. van Buuren en mr. W.D.M. van Diepenbeek, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S.H. van den Ende, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump    w.g. Van den Ende
Voorzitter    ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2005
218-275.