ECLI:NL:RVS:2004:AQ8698
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
- A.L.M. Steinebach-de Wit
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning woonzorgcomplex Zederik
Op 25 augustus 2004 heeft de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Dit verzoek was ingediend door verzoekers tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Zederik, die op 27 mei 2002 een bouwvergunning had verleend voor de oprichting van een woonzorgcomplex. De vergunninghouder had vrijstelling gekregen op basis van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Verzoekers stelden dat deze vergunning onterecht was verleend en hebben hoger beroep ingesteld, waarbij zij de Voorzitter verzochten om een voorlopige voorziening.
De zitting vond plaats op 19 augustus 2004, waar het college vertegenwoordigd was door ambtenaren en de wethouder. De vergunninghouder was ook aanwezig, bijgestaan door een gemachtigde. Verzoekers waren afwezig, maar hadden hun afwezigheid gemeld. De Voorzitter overwoog dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend, vooral wanneer de rechter in eerste aanleg het besluit heeft getoetst en het beroep ongegrond heeft verklaard.
De Voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de bouwvergunning in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. De bouw van het woonzorgcomplex paste binnen het vigerende bestemmingsplan en eventuele overschrijdingen van de maximaal toelaatbare hoogte konden worden verholpen met een vrijstelling. Gezien deze overwegingen werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.