ECLI:NL:RVS:2004:AP1060

Raad van State

Datum uitspraak
2 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200404056/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning voor complex te Den Haag

Op 2 oktober 2003 verleende het college van burgemeester en wethouders van Den Haag vrijstelling en een bouwvergunning aan ING Vastgoed Ontwikkeling B.V. en Pathé Theatres B.V. voor de bouw van een complex met winkels en een multiplexbioscoop op verschillende locaties in Den Haag. De vereniging 'De Kern GeWond' heeft hiertegen bezwaar gemaakt en op 4 mei 2004 verklaarde de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage het beroep ongegrond. Hierop heeft de vereniging hoger beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 27 mei 2004 behandeld. De verzoekster was vertegenwoordigd door G.P.A. Vierhout, terwijl het college werd vertegenwoordigd door mr. J.H. Potter. De vergunninghouders waren vertegenwoordigd door mr. A. ten Veen. De zitting vond plaats zonder de aanwezigheid van de gedeputeerde staten van Zuid-Holland.

In de overwegingen van de Voorzitter werd gesteld dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. De Voorzitter concludeerde dat er geen aanleiding was om aan te nemen dat de bouwvergunning in de bodemprocedure niet in stand zou blijven. Het bouwplan was in overeenstemming met het voorontwerp bestemmingsplan en er was inspraak geweest. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg had geen bezwaar tegen het bouwplan.

Uiteindelijk werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gedaan op 2 juni 2004.

Uitspraak

200404056/2.
Datum uitspraak: 2 juni 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
de vereniging "De Kern GeWond", gevestigd te Den Haag,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank
's-Gravenhage van 4 mei 2004 in het geding tussen:
verzoekster
en
het college van burgemeester en wethouders van Den Haag.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 oktober 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Den Haag (hierna: het college) aan de besloten vennootschap “ING Vastgoed Ontwikkeling B.V.” en de besloten vennootschap “Pathé Theatres B.V.” (hierna: vergunninghouders) vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) en bouwvergunning verleend voor het oprichten van een gebouwencomplex bestaande uit winkels, een multiplexbioscoop en amusementsruimten ter plaatse van het Spui 47-49, de Gedempte
Gracht 4-450 (even nummers), de Voldersgracht 8-10 en de Grote Marktstraat 59-71 te Den Haag.
Bij besluit van 18 februari 2004 heeft het college de daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 mei 2004, verzonden op 6 mei 2004, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief van 13 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op diezelfde datum, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 13 mei 2004, bij de Raad van State ingekomen op diezelfde datum, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 mei 2004, waar verzoekster in persoon, vertegenwoordigd G.P.A. Vierhout, ondervoorzitter van het bestuur van verzoekster, en het college, vertegenwoordigd door
mr. J.H. Potter, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn vergunninghouders en de commanditaire vennootschap “Spuimarkt C.V.“, vertegenwoordigd door mr. A. ten Veen, advocaat te Amsterdam, daar gehoord. Het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland is, met bericht van verhindering, niet ter zitting verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De Voorzitter stelt voorop dat besluiten in het algemeen uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit geldt temeer, indien zoals in dit geval, de rechter in eerste aanleg het besluit heeft getoetst en het daartegen ingestelde beroep ongegrond heeft geoordeeld.
2.2. In hetgeen verzoekster naar voren heeft gebracht, is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de bouwvergunning in de bodemprocedure niet in stand zal blijven.
2.3. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het bouwplan, naar ook door verzoekster niet wordt betwist, in overeenstemming is met het voorontwerp bestemmingsplan “Spuimarkt en omgeving” (versie december 2002). Voorts wordt in aanmerking genomen dat ten aanzien van dit plan de inspraak als bedoeld in artikel 6a van de WRO en het overleg als bedoeld in artikel 10 van het Besluit op de ruimtelijke ordening hebben plaatsgevonden, dat de Provinciale Planologische Commissie in de vergadering van 26 juni 2003 met dat plan heeft ingestemd en dat het ontwerp van het plan op korte termijn ter inzage zal worden gelegd. Tot slot wordt in aanmerking genomen dat de Rijksdienst voor de Monumentenzorg bij brief van 2 februari 2004 te kennen heeft gegeven tegen het bouwplan “vanuit stedenbouwkundig oogpunt en de waarden van het stadsgezicht bezien” geen bezwaar te hebben.
2.4. Gelet hierop en de betrokken belangen, bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Steinebach-de Wit
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2004
328.