ECLI:NL:RVS:2004:AO9710

Raad van State

Datum uitspraak
19 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200307276/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijstelling bestemmingsplan en bouwvergunning voor dienstwoning en bedrijfshal in Nieuwerkerk aan den IJssel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, die op 27 oktober 2003 een beroep ongegrond verklaarde tegen besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Nieuwerkerk aan den IJssel. Deze besluiten, genomen op 16 mei 2002, verleenden vrijstelling van de bepalingen van het bestemmingsplan en bouwvergunning voor de bouw van een dienstwoning en een bedrijfshal ten behoeve van een transportbedrijf en een herstelinrichting op percelen in Nieuwerkerk aan den IJssel. Appellanten, die bezwaar maakten tegen deze besluiten, voerden aan dat de ontsluiting van de bedrijven via de Albert van ’t Hartweg niet geschikt was. De voorzieningenrechter oordeelde dat het bestreden besluit geen beslissing over de ontsluiting bevatte en dat deze bezwaren in de vrijstellingsprocedure aan de orde konden komen.

In hoger beroep hebben appellanten hun bezwaren verder beperkt en betoogd dat de bedrijven niet onder milieucategorie 3 kunnen worden gebracht en dat niet voldaan is aan artikel 52 van de Woningwet. De Raad van State oordeelde dat appellanten deze gronden niet eerder hadden kunnen aanvoeren en dat dit in strijd was met een goede procesorde. Daarom konden deze aspecten niet in de beoordeling van het hoger beroep worden betrokken.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de voorzieningenrechter en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 19 mei 2004.

Uitspraak

200307276/1.
Datum uitspraak: 19 mei 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonende onderscheidenlijk gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank
's-Gravenhage van 27 oktober 2003 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Nieuwerkerk aan den IJssel.
1. Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 16 mei 2002 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nieuwerkerk aan den IJssel (hierna: het college) aan [vergunninghoudster A] respectievelijk aan [vergunninghoudster B] vrijstelling van de bepalingen van het bestemmingsplan en bouwvergunning verleend voor de bouw van een dienstwoning en een bedrijfshal ten behoeve van een transportbedrijf respectievelijk voor de bouw van een dienstwoning en een bedrijfshal ten behoeve van een herstelinrichting op de percelen [locatie] te Nieuwerkerk aan den IJssel.
Bij besluit van 5 november 2002 heeft het college de daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 oktober 2003, verzonden op 28 oktober 2003, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief van 3 november 2003, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 6 januari 2004 heeft het college van antwoord gediend.
Op 22 januari 2004 is een reactie van [vergunninghoudster A] en [vergunninghoudster B] ontvangen.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellanten. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 mei 2004, waar appellanten, vertegenwoordigd door mr. I.J. Verbaan, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door R. van der Meulen, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn [vergunninghoudster A] en [vergunninghoudster B] gehoord, vertegenwoordigd door mr. G.C. Blom, advocaat te Nieuwerkerk aan den IJssel.
2. Overwegingen
2.1. Appellanten hebben bij de voorzieningenrechter aangevoerd dat de bezwaren niet zozeer zijn gericht tegen de verlening van vrijstelling en bouwvergunning voor de beide bouwplannen, als wel tegen de inrichting danwel ontsluiting van de bedrijven. De inrichting van beide bedrijven is zodanig gesitueerd dat de ontsluiting via de Albert van ’t Hartweg dient te geschieden, waartoe, aldus appellanten, deze weg zich niet leent.
De voorzieningenrechter heeft terecht en op goede gronden geoordeeld dat het bestreden besluit geen beslissing inhoudt over de ontsluiting van de percelen van de desbetreffende bedrijven en dat deze bezwaren in het kader van de vrijstellingsprocedure als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, welke inmiddels is opgestart ten behoeve van de in- en uitrit van de desbetreffende percelen, aan de orde kunnen komen.
2.2. Appellanten hebben hun beroep bij de rechtbank beperkt tot bovengenoemd bezwaar. In hoger beroep betogen appellanten dat de desbetreffende bedrijven niet onder milieucategorie 3 kunnen worden gebracht en dat niet voldaan is aan het bepaalde in artikel 52 van de Woningwet. Niet gebleken is dat appellanten deze gronden niet redelijkerwijs in de procedure bij de rechtbank naar voren hadden kunnen brengen. Deze handelwijze is in strijd met een goede procesorde, zodat deze aspecten reeds hierom niet in de beoordeling van het hoger beroep kunnen worden betrokken.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Steinebach-de Wit
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 mei 2004
328.