ECLI:NL:RVS:2004:AO6575

Raad van State

Datum uitspraak
25 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200401823/2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in hoger beroep tegen bouwvergunning Kameleon Paviljoen Terherne B.V.

In deze zaak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 25 maart 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een hoger beroep. Het verzoek is ingediend door de Fryske Feriening Foar Fjildbiology tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Boarnsterhim, dat op 20 juli 2000 een bouwvergunning en vrijstelling verleende voor de bouw van een paviljoen/natuurvoorlichtingscentrum door de besloten vennootschap in oprichting "Kameleon Paviljoen Terherne B.V." aan de Utbuorren te Terherne. Het college verklaarde op 18 maart 2003 de bezwaren tegen dit besluit ongegrond. De rechtbank Leeuwarden heeft op 23 januari 2004 het beroep tegen dit besluit eveneens ongegrond verklaard.

De verzoekster heeft op 29 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 3 maart 2004, hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 18 maart 2004 zijn zowel de verzoekster, vertegenwoordigd door R. Kleefstra, als het college, vertegenwoordigd door S. Hoogenkamp, verschenen. Ook de gedeputeerde staten van Friesland en de Kameleon Paviljoen Terherne B.V. waren vertegenwoordigd.

De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak heeft in zijn overwegingen geconcludeerd dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Gezien de betrokken belangen is er geen reden om een voorlopige voorziening te treffen, en er is ook geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De Voorzitter heeft het verzoek dan ook afgewezen.

Uitspraak

200401823/2.
Datum uitspraak: 25 maart 2004
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
Fryske Feriening Foar Fjildbiology, gevestigd te Leeuwarden,
verzoekster,
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 23 januari 2004 in het geding tussen:
verzoekster
en
het college van burgemeester en wethouders van Boarnsterhim.
1. Procesverloop
Bij besluit van 20 juli 2000 heeft het college van burgemeester en wethouders van Boarnsterhim (hierna: het college), vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet van de Ruimtelijke Ordening en bouwvergunning verleend aan de besloten vennootschap in oprichting “Kameleon Paviljoen Terherne B.V.” voor de bouw van een paviljoen/natuurvoorlichtingscentrum aan de Utbuorren te Terherne.
Bij besluit van 18 maart 2003 heeft het college de daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 januari 2004, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft verzoekster bij brief van 29 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 3 maart 2004, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 29 februari 2004, bij de Raad van State ingekomen op 3 maart 2004, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 maart 2004, waar verzoekster, vertegenwoordigd door R. Kleefstra, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door S. Hoogenkamp, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
Voorts zijn het college van gedeputeerde staten van Friesland, vertegenwoordigd door ing. K. van der Tuin, ambtenaar der provincie, en de besloten vennootschap “Kameleon Paviljoen Terherne B.V.“, vertegenwoordigd door A. Lange en F. Zeilstra, gemachtigden, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. In hetgeen verzoekster naar voren heeft gebracht, is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de aangevallen uitspraak in de bodemprocedure niet in stand zal blijven.
2.2. Gelet hierop en op de betrokken belangen, bestaat geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat evenmin aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Steinebach-de Wit
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2004
328.