200203568/1.
Datum uitspraak: 12 maart 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats]
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 19 juni 2002 in zaak no. 200103476/1.
Bij uitspraak van 19 juni 2002 in zaak no. 200103476/1 heeft de Afdeling het hoger beroep van verzoeker tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te ’s-Hertogenbosch van 12 juni 2001 ongegrond verklaard, die uitspraak bevestigd en het door verzoeker gedane verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Bij brief van 25 juni 2002 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nog stukken ontvangen van verzoeker. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 februari 2003, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en het college van burgemeester en wethouders van Someren, vertegenwoordigd door H.M.A. van der Linden, gemachtigde, zijn verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. In het verzoekschrift heeft verzoeker vermeld waarom hij het niet eens is met de uitspraak. Het bijzondere rechtsmiddel herziening dient er evenwel niet toe om een geschil waarin is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen. Verzoeker draagt (verder) geen feiten of omstandigheden als bedoeld in voormelde bepaling aan. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel is in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van 19 juni 2002, waaronder de zitting van 9 april 2002, overigens uitvoerig behandeld.
De omstandigheid dat verzoeker bezwaren heeft tegen de gang van zaken na de zitting van 9 april 2002 doet aan het voorgaande niet af. Het nadere onderzoek had, zoals ter zitting uitdrukkelijk is aangegeven, uitsluitend betrekking op toezending aan de Afdeling van de gemeentelijke “nota met betrekking tot handhaving bestemmingsplannen” van 22 oktober 1996. Deze nota is eveneens toegezonden aan verzoeker en hij is door de Afdeling in de gelegenheid gesteld daarop zijn reactie te geven. Voorts heeft verzoeker ingestemd met het achterwege laten van een nadere zitting. Niet kan worden ingezien dat deze gang van zaken zich niet verdraagt met de Awb.
2.3. Het verzoek dient als ongegrond te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2003