ECLI:NL:RVS:2003:AF5597

Raad van State

Datum uitspraak
12 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200203568/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Herziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening van een onherroepelijke uitspraak in bestuursrechtelijke procedure

Op 12 maart 2003 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op het verzoek van een verzoeker om herziening van een eerdere uitspraak van 19 juni 2002. In die eerdere uitspraak was het hoger beroep van de verzoeker tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 12 juni 2001 ongegrond verklaard. De verzoeker had in zijn verzoekschrift aangegeven waarom hij het niet eens was met de eerdere uitspraak, maar de Afdeling oordeelde dat het bijzondere rechtsmiddel van herziening niet bedoeld is om een geschil opnieuw aan de rechter voor te leggen. De verzoeker heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangedragen die aan de voorwaarden voor herziening voldoen, zoals gesteld in artikel 8:88 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Afdeling heeft vastgesteld dat de bezwaren van de verzoeker tegen de gang van zaken na de eerdere zitting niet relevant zijn voor de herziening. De Afdeling heeft ook opgemerkt dat de verzoeker instemde met het achterwege laten van een nadere zitting en dat de gang van zaken zich verdraagt met de Awb. Uiteindelijk heeft de Afdeling het verzoek om herziening ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin.

Uitspraak

200203568/1.
Datum uitspraak: 12 maart 2003
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het verzoek van:
[verzoeker], wonend te [woonplaats]
om herziening van de uitspraak van de Afdeling van 19 juni 2002 in zaak no. 200103476/1.
1. Procesverloop
Bij uitspraak van 19 juni 2002 in zaak no. 200103476/1 heeft de Afdeling het hoger beroep van verzoeker tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te ’s-Hertogenbosch van 12 juni 2001 ongegrond verklaard, die uitspraak bevestigd en het door verzoeker gedane verzoek om schadevergoeding afgewezen.
Bij brief van 25 juni 2002 heeft verzoeker de Afdeling verzocht die uitspraak te herzien. Deze brief is aangehecht.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nog stukken ontvangen van verzoeker. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 februari 2003, waar verzoeker in persoon, bijgestaan door [gemachtigde], en het college van burgemeester en wethouders van Someren, vertegenwoordigd door H.M.A. van der Linden, gemachtigde, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 8:88, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan de Afdeling op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten of omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de Afdeling eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak zouden hebben kunnen leiden.
2.2. In het verzoekschrift heeft verzoeker vermeld waarom hij het niet eens is met de uitspraak. Het bijzondere rechtsmiddel herziening dient er evenwel niet toe om een geschil waarin is beslist, naar aanleiding van de uitspraak opnieuw aan de rechter voor te leggen. Verzoeker draagt (verder) geen feiten of omstandigheden als bedoeld in voormelde bepaling aan. Het beroep op het gelijkheidsbeginsel is in de procedure die heeft geleid tot de uitspraak van 19 juni 2002, waaronder de zitting van 9 april 2002, overigens uitvoerig behandeld.
De omstandigheid dat verzoeker bezwaren heeft tegen de gang van zaken na de zitting van 9 april 2002 doet aan het voorgaande niet af. Het nadere onderzoek had, zoals ter zitting uitdrukkelijk is aangegeven, uitsluitend betrekking op toezending aan de Afdeling van de gemeentelijke “nota met betrekking tot handhaving bestemmingsplannen” van 22 oktober 1996. Deze nota is eveneens toegezonden aan verzoeker en hij is door de Afdeling in de gelegenheid gesteld daarop zijn reactie te geven. Voorts heeft verzoeker ingestemd met het achterwege laten van een nadere zitting. Niet kan worden ingezien dat deze gang van zaken zich niet verdraagt met de Awb.
2.3. Het verzoek dient als ongegrond te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Bijloos w.g. Lodder
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2003
17-412.