200101347/9.
Datum uitspraak: 27 november 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
OZOO en OOO Gezamenlijke Ondernemersverenigingen, gevestigd te Bingelrade,
appellanten,
gedeputeerde staten van Limburg,
verweerders.
Bij besluit van 22 juni 2000 heeft de gemeenteraad van Onderbanken vastgesteld het bestemmingsplan "Woonkernen".
Verweerders hebben bij hun besluit van 30 januari 2001, kenmerk
2001/5323M, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Het besluit van verweerders is aangehecht.
Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 13 maart 2001, bij de Raad van State ingekomen op 15 maart 2001, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief, ingekomen bij de Raad van State op 3 mei 2001. Deze brieven zijn aangehecht.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2002, waar appellanten niet zijn verschenen en verweerders, vertegenwoordigd door
mr. J.J.A.J.M. Timmermans, ambtenaar der provincie, zijn verschenen.
Voorts is gehoord de gemeenteraad van Onderbanken, vertegenwoordigd door drs. W.H.J.M. Smeets en drs. D.R.C. Metsemakers, ambtenaren der gemeente.
2.1. Op 3 april 2000 zijn in werking getreden de Wet tot wijziging van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van 1 juli 1999 (Stb. 302) en het Besluit tot wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening 1985 van 15 oktober 1999 (Stb. 447).
Uit artikel VI, tweede lid, van genoemde wet volgt dat dit geschil, nu het ontwerp van het plan ter inzage is gelegd vóór 3 april 2000, moet worden beoordeeld aan de hand van het vóór die datum geldende recht.
2.2. Ter zitting is van de zijde van de gemeenteraad aangevoerd dat het beroep van appellanten niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, aangezien de beroepsgronden afwijken van hetgeen zij in hun zienswijze naar voren hebben gebracht.
Het beroep van appellanten ter zake van het parkeren in de kern Schinveld vindt naar het oordeel van de Afdeling voldoende grondslag in hetgeen appellanten in hun zienswijze naar voren hebben gebracht.
De Afdeling ziet derhalve geen aanleiding het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.
2.3. Het plangebied omvat de dorpen van de gemeente Onderbanken, te weten Bingelrade, Jabeek, Merkelbeek en Schinveld. Het plan voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor deze dorpen en vervangt een groot aantal oude bestemmingsplannen.
Bij het bestreden besluit hebben verweerders het plan gedeeltelijk goedgekeurd.
2.4. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.
2.5. Appellanten zijn van mening dat het in het distributieplanologisch onderzoek genoemde aantal benodigde parkeerplaatsen van 85 in het kernwinkelgebied in Schinveld als zodanig op de plankaart dient te worden opgenomen. Naar de mening van appellanten kan niet worden volstaan met de opname van de bestemming "Verkeers- en verblijfsdoeleinden". Verweerders hebben dan ook ten onrechte goedkeuring aan dit plandeel verleend, aldus appellanten.
2.5.1. Ingevolge artikel 10, eerste lid, en onder a, van de planvoorschriften zijn de op de plankaart als "Verblijfsdoeleinden" aangewezen gronden bestemd voor verhardingen ten behoeve van auto-, fiets- en voetgangersverkeer en parkeren.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de door appellant bedoelde 85 parkeerplaatsen als het volgt zijn verdeeld: voor de supermarkt (inclusief de uitbreiding hiervan) zijn 50 parkeerplaatsen benodigd, terwijl voor de vestiging van een discounter in de kern Schinveld 35 parkeerplaatsen benodigd zijn.
De gemeenteraad heeft zich in het voorliggende plan beperkt tot het bestemmen van de reeds bestaande parkeerplaatsen als "Verblijfsdoeleinden". Het betreft onder meer 52 parkeerplaatsen op de Bleekplaats, 53 parkeerplaatsen aan A ge Water tot de Kanunnik van Nuysstraat en 13 parkeerplaatsen aan de Beekstraat.
Verweerders hebben hiermede ingestemd.
Gesteld noch gebleken is dat deze parkeercapaciteit niet voldoende is.
In het voorliggende plan is de vestiging van een discounter in het kernwinkelgebied van Schinveld niet opgenomen.
Ter zitting is van de zijde van de gemeenteraad gesteld dat eerst indien de vestiging van een discounter planologisch mogelijk wordt gemaakt tevens dient te worden voorzien in de benodigde extra parkeerplaatsen.
Verweerders hebben zich hierbij aangesloten.
De Afdeling acht dit standpunt juist.
2.5.2. Gelet op het vorenstaande hebben verweerders zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plandeel niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
2.5.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R. Cleton, Voorzitter, en drs. G.A. Posthumus en mr. J.R. Schaafsma, Leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L.M. Steinebach-de Wit, ambtenaar van Staat.
w.g. Cleton w.g. Steinebach-de Wit
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 november 2002