ECLI:NL:RVS:2002:AE5921
Raad van State
- Hoger beroep
- R.W.L. Loeb
- B. van Wagtendonk
- M. Vlasblom
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie tegen de uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage inzake de aanvraag van een verblijfsvergunning asiel
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Staatssecretaris van Justitie tegen een uitspraak van de rechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Dordrecht, van 3 april 2002. De rechtbank had zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroep van de vreemdeling, die een aanvraag had ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank verklaarde het beroep voor het overige ongegrond. De Staatssecretaris van Justitie heeft hiertegen hoger beroep ingesteld, maar de Raad van State oordeelt dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is. De Raad stelt vast dat de enige grief van de Staatssecretaris niet opgaat, omdat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het besluit van 17 maart 2002 een weigering bevatte om de vreemdeling ambtshalve een verblijfsvergunning te verlenen. De Raad concludeert dat de vreemdeling op 21 maart 2002 een bezwaarschrift heeft ingediend tegen het besluit van 17 maart 2002, en dat de Staatssecretaris hierop moet beslissen, ongeacht de uitspraak van de rechtbank. Hierdoor heeft de Staatssecretaris geen belang bij het hoger beroep, dat kennelijk niet-ontvankelijk is. De Raad veroordeelt de Staatssecretaris in de proceskosten van de vreemdeling, die zijn gemaakt in verband met de behandeling van het hoger beroep, tot een bedrag van € 322,00, te betalen door de Staat der Nederlanden aan de Secretaris van de Raad van State.