ECLI:NL:RVS:2002:AE5707

Raad van State

Datum uitspraak
24 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200200101/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Reigersborg 1 door de gemeenteraad van Drechterland

Op 24 juli 2002 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een geschil over de goedkeuring van het bestemmingsplan "Reigersborg 1" door de gemeenteraad van Drechterland. Het besluit van de gemeenteraad, dat op 26 april 2001 werd genomen, was gebaseerd op een voorstel van burgemeester en wethouders van 10 april 2001. Verweerders, de gedeputeerde staten van Noord-Holland, hebben op 20 november 2001 goedkeuring verleend aan dit bestemmingsplan. Appellant, een inwoner van de gemeente, heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat hij vreesde dat de ontwikkeling van de nieuwbouwwijk het dorpse karakter van Hoogkarspel zou aantasten en dat er trilschade aan zijn woning zou ontstaan door de toename van verkeersbewegingen.

Tijdens de zitting op 14 juni 2002 heeft appellant zijn beroep met betrekking tot de hoogte van de bebouwing ingetrokken. De Afdeling heeft de zaak vervolgens beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, waaronder de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Algemene wet bestuursrecht. De Afdeling concludeerde dat de gedeputeerde staten in redelijkheid tot de goedkeuring van het bestemmingsplan konden komen, aangezien het plan in overeenstemming was met het provinciaal beleid en de regionale woningbehoefte. De Afdeling oordeelde dat er geen redenen waren om aan te nemen dat het plan in strijd was met een goede ruimtelijke ordening.

De Afdeling heeft het beroep van appellant ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt het belang van de beoordelingsmarges die aan de gedeputeerde staten toekomen bij de goedkeuring van bestemmingsplannen en de noodzaak om rekening te houden met de gemeentelijke beleidsvrijheid.

Uitspraak

200200101/1.
Datum uitspraak: 24 juli 2002
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats]
en
gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerders.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 april 2001 heeft de gemeenteraad van Drechterland, op voorstel van burgemeester en wethouders van 10 april 2001, vastgesteld het bestemmingsplan "Reigersborg 1".
Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.
Verweerders hebben bij hun besluit van 20 november 2001, kenmerk 2001-16619, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Het besluit van verweerders is aangehecht.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 4 januari 2002, bij de Raad van State ingekomen op 7 januari 2002, beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 5 maart 2002 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juni 2002, waar appellant, in persoon, en vertegenwoordigd door mr. G.E. Helder, advocaat te Grootebroek en verweerders, vertegenwoordigd door mr. F. Arents, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Tevens is daar verschenen de raad van de gemeente Drechterland, vertegenwoordigd door M.H. Stolwijk, ambtenaar van de gemeente.
Ter zitting heeft appellant zijn beroep wat betreft de hoogte van de bebouwing en de vermeende mogelijkheid de bouwhoogte met 100 % te overschrijden, ingetrokken.
2. Overwegingen
2.1. Het plangebied bevindt zich aan de westzijde van Hoogkarspel ten zuiden van de Streekweg en wordt begrensd door de Drechterlandseweg, de Tolweg en de spoorlijn Enkhuizen-Hoorn. Het plan maakt in het kader van de regionale en lokale woningbehoefte onder meer de bouw van circa 200 woningen mogelijk. Het onderhavige plan maakt deel uit van het totaalplan “Reigersborg”.
Bij het bestreden besluit hebben verweerders het plan goedgekeurd.
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.
2.3. Appellant stelt zich op het standpunt dat verweerders ten onrechte goedkeuring aan het plan hebben verleend voor zover dat ziet op de bouw van een nieuwbouwwijk in de omgeving van zijn woning aan de [locatie].
Appellant is van mening dat door de ontwikkeling van het onderhavige plan en het nog op te stellen plan “Reigersborg II”, in het kader van het totaalplan “Reigersborg” het dorpse karakter van Hoogkarspel verloren gaat. Het beroep richt zich voorts tegen de ontsluiting van het plangebied via de Binckhorst. Bij appellant bestaat vrees voor trilschade aan zijn woning als gevolg van toenemende verkeersbewegingen vanuit de nieuw te bouwen woonwijk via de Binckhorst op de [locatie].
2.4. De gemeenteraad stelt zich op het standpunt dat met het onderhavige plan de aanzet wordt gegeven voor een verdere ontwikkeling van Hoogkarspel in westelijke richting. De primaire doelstelling van het plan is de realisatie van circa 200 woningen in het plangebied. Met het voorliggende plan voorziet de gemeente in de lokale en regionale woningbehoefte.
2.5. Verweerders hebben geen reden gezien het plan in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en hebben het plan goedgekeurd. Zij stellen zich op het standpunt dat het plan in overeenstemming is met het provinciaal beleid dat is gericht op verstedelijking van het plangebied.
2.6. Met betrekking tot het bezwaar van appellant dat het plan het dorpse karakter van Hoogkarspel aantast kan het volgende worden overwogen.
Het plangebied ligt in de in het streekplan Noord-Holland-Noord aangegeven Hoorn-Enkhuizen/Stede Broec-zone. Het provinciaal beleid dat ziet op deze zogeheten HES-zone richt zich op een verdere verstedelijking van het onderhavige gebied. Uit de stukken is voorts gebleken dat in het gebied ten oosten van het plangebied reeds bebouwing aanwezig is.
Gelet op het voorgaande en mede gelet op het in het streekplan neergelegde verstedelijkingsbeleid en de daaruit voortvloeiende woningbouwtaakstelling, is de Afdeling van oordeel dat verweerders in redelijkheid het plan in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening hebben kunnen achten en derhalve hun goedkeuring aan het plan hebben kunnen geven.
2.7. Appellant stelt voorts in beroep dat hij vreest voor schade aan zijn woning als gevolg van de toenemende verkeersbewegingen vanuit de nieuw te bouwen wijk.
Het plan voorziet in de bouw van ongeveer 200 woningen. Blijkens de plantoelichting zullen deze woningen ongeveer 600 motorvoertuigbewegingen per etmaal generen. Het plan voorziet dienaangaande in twee ontsluitingen op de [locatie], te weten een westelijke ontsluiting via de reeds bestaande Binckhorst en een nog aan te leggen oostelijke ontsluiting. De woning van appellant is gelegen op de hoek van de [locatie] en [locatie]. Ter zitting is gebleken dat de Binckhorst reeds wordt gebruikt als ontsluiting voor een bestaande woonwijk met ongeveer 50 woningen en is aangelegd als een dertig-kilometerweg. Ten aanzien van de vormgeving en inrichting van de verkeersstructuur van de voorziene woonwijk is ter zitting verder gebleken dat getracht wordt, onder meer via verkeersmaatregelen, doorgaand verkeer zoveel mogelijk via de oostelijke ontsluiting te leiden. Gelet op het voorgaande is niet aannemelijk dat de toename van het aantal motorvoertuigbewegingen op de Binckhorst zodanig is dat verweerders in de trillingshinder aan de woning van appellant aanleiding hebben behoeven te zien goedkeuring aan het plan te onthouden.
2.8. Gelet op het vorenstaande hebben verweerders zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In hetgeen appellant heeft aangevoerd, ziet de Afdeling evenmin aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is genomen of voorbereid in strijd met het recht.
Hieruit volgt dat verweerders in zoverre terecht goedkeuring hebben verleend aan het plan.
Het beroep is ongegrond.
2.9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J.W.P. van Gastel, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Van Gastel
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 juli 2002
261-416.