ECLI:NL:RVS:2001:AE3778

Raad van State

Datum uitspraak
31 mei 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200003104/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep van de Vereniging voor Protestants Christelijk Basisonderwijs tegen de gemeente Ferwerderadiel inzake het overhevelingssaldo

In deze zaak heeft de Vereniging voor Protestants Christelijk Basisonderwijs in de gemeente Ferwerderadeel hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 23 juni 2000. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij het ging om de vaststelling van het zogenoemde overhevelingssaldo door de raad der gemeente Ferwerderadiel. De raad had bij besluit van 22 oktober 1998 het overhevelingssaldo vastgesteld op een bedrag van ƒ 19.388,46. Appellante was het niet eens met de beslissing van de raad om een bedrag van ƒ 8.139,51 voor het vervangen van gloeilampen door TL-armaturen niet in aanmerking te nemen bij de vaststelling van het saldo. De Raad van State heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd, voor zover deze betrekking had op het bij de vaststelling van het overhevelingssaldo betrekken van het genoemde bedrag. De Raad van State oordeelde dat het vervangen van gloeilampen door TL-armaturen niet kon worden gerekend tot de voorzieningen waarvoor de kosten uit de vergoeding voor materiële instandhouding moesten worden bestreken. De Raad heeft de gemeente Ferwerderadiel veroordeeld in de proceskosten van appellante tot een bedrag van ƒ 1.420,00 en gelast dat de gemeente het griffierecht van ƒ 675,00 vergoedt aan appellante. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 31 mei 2001.

Uitspraak

Raad
van State
200003104/1.
Datum uitspraak: 31 mei 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Vereniging voor Protestants Christelijk Basisonderwijs in de gemeente Ferwerderadeel, gevestigd te Ferwert, gemeente Ferwerderadiel,
appellante,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 23 juni 2000 in het geding tussen:
appellante
en
de raad der gemeente Ferwerderadiel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 oktober 1998 heeft de raad der gemeente Ferwerderadiel (hierna: de raad) - voorzover thans van belang - het zogenoemde overhevelingssaldo ten behoeve van appellante vastgesteld op een bedrag van ƒ 19.388,46 (positief).
Bij besluit van 18 februari 1999, verzonden op 2 maart 1999, heeft de raad het daartegen door appellante gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 23 juni 2000, verzonden op 23 juni 2000, heeft de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden (hierna: de rechtbank) - voorzover thans van belang - het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 26 juni 2000, bij de Raad van State ingekomen op 28 juni 2000, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 4 september 2000 heeft de raad een memorie van antwoord ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 februari 2001, waar appellante, vertegenwoordigd door R. Bijma, gemachtigde, en de raad, vertegenwoordigd door E. Pijnacker, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel XX, eerste lid, van de Wet van 4 juli 1996, houdende wijziging van de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs, alsmede de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de decentralisatie van de huisvestingsvoorzieningen (hierna: de Wet van 4 juli 1996) - voorzover hier van belang - stelt de gemeenteraad per 31 december 1996 per bijzondere school de bedragen vast die hij op grond van artikel 74 van de Wet op het basisonderwijs, zoals deze bepaling luidde voor het inwerkingtreden van deze wet, ten behoeve van die bijzondere school heeft ontvangen, respectievelijk heeft uitgegeven over de periode 1 augustus 1985 tot 1 januari 1997 indien het een school voor basisonderwijs betreft, voorzover het betreft voorzieningen die na 1 januari 1997 leiden tot exploitatiekostenvergoeding.
2.2. Het hoger beroep heeft uitsluitend betrekking op het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de kosten voor het vervangen van gloeilampen door TL-armaturen. Tussen partijen is niet in geschil dat deze voorziening door de raad in 1990 op grond van artikel 74 van de Wet op het basisonderwijs voor vergoeding in aanmerking is gebracht. Vast staat verder dat de voorziening "vervangen van gloeilampen door TL-armaturen" niet als zodanig is opgenomen in de programma's van eisen voor het basisonderwijs 1997 (hierna: de programma's van eisen).
2.3. Vóór het inwerkingtreden van de Wet van 4 juli 1996 op 1 januari 1997 werd een onderscheid gemaakt tussen enerzijds het vervangen van armaturen, dat tot het technisch onderhoud werd gerekend, en anderzijds het vervangen van gloeilampen door TL-armaturen, dat tot het bekostigingsjaar 1994 was opgenomen in het programma van eisen "technische en functieverbeterende aanpassingen" in de vorm van een éénmalige vergoeding, afhankelijk van de leeftijd van het gebouw. Het vervangen van armaturen is sinds 1 januari 1997 opgenomen in bijlage A, paragraaf 1, onder a, bij de programma's van eisen, waarin de voorzieningen zijn vermeld waarvan de kosten moeten worden bestreken uit de jaarlijks door het bevoegd gezag uit 's Rijks kas te ontvangen vergoeding voor de materiële instandhouding. Gelet op het voorheen in de programma's van eisen gemaakte onderscheid kan echter niet worden staande gehouden dat de voorziening "vervangen armaturen" tevens het vervangen van gloeilampen door TL-armaturen omvat. Deze voorziening kan evenmin worden gerekend tot een van de andere in het programma van eisen opgenomen voorzieningen. Het oordeel van de rechtbank dat het vervangen van gloeilampen door TL-armaturen behoort tot de voorzieningen waarvoor de kosten dienen te worden bestreken uit de vergoeding voor de materiële instandhouding, volgt de Afdeling dan ook niet.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd, voorzover deze betrekking heeft op het bij de vaststelling van het overhevelingssaldo betrekken van een bedrag van ƒ 8.139,51 voor het vervangen van gloeilampen door TL-armaturen. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, wordt de beslissing op bezwaar ook in zoverre vernietigd.
2.5. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Leeuwarden van 23 juni 2000, 99/261 VEROR, voorzover daarbij het beroep van appellante gericht tegen het bij de vaststelling van het overhevelingssaldo betrekken van een bedrag van ƒ 8.139,51 voor het vervangen van gloeilampen door TL-armaturen, ongegrond is verklaard;
III. vernietigt het besluit van de raad der gemeente Ferwerderadiel van 18 februari 1999, Sector III, Nr. 16, voorzover daarbij de bezwaren van appellante tegen het bij de vaststelling van het overhevelingssaldo betrekken van een bedrag van ƒ 8.139,51 voor het vervangen van gloeilampen door TL-armaturen, ongegrond zijn verklaard;
IV. veroordeelt de raad der gemeente Ferwerderadiel in de door appellante in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van ƒ 1.420,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Ferwerderadiel te worden betaald aan appellante;
V. gelast dat de gemeente Ferwerderadiel aan appellante het door haar voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht (ƒ 675,00) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H.B. van der Meer, Voorzitter, en mr. J.J.R. Bakker en mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, Leden, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat.
w.g. Van der Meer w.g. Van Loon
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 mei 2001
284.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,