ECLI:NL:RVS:2001:AD8315

Raad van State

Datum uitspraak
19 november 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
200105507/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • E.D.A.M. Zegveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep inzake verblijfsvergunning asiel

In deze zaak gaat het om de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep van een appellant die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie heeft deze aanvraag op 7 oktober 2001 afgewezen. De appellant heeft hiertegen beroep ingesteld bij de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, die op 31 oktober 2001 het beroep ongegrond verklaarde. De appellant heeft vervolgens op 7 november 2001 hoger beroep ingesteld bij de Raad van State.

De Raad van State overweegt dat ingevolge artikel 70, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, het hoger beroep door een advocaat moet worden ingesteld, die verklaart daartoe bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd. In het hoger-beroepschrift ontbrak echter deze verklaring van de advocaat, wat betekent dat het hoger beroep niet voldoet aan de wettelijke vereisten. De Raad van State verwijst naar eerdere uitspraken waarin is vastgesteld dat hoger beroepen die niet voldoen aan dit vereiste niet-ontvankelijk worden verklaard.

De Raad van State concludeert dat het hoger beroep, ingesteld op 7 november 2001, kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 19 november 2001.

Uitspraak

Raad
van State
200105507/1.
Datum uitspraak: 19 november 2001
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:
[appellant],
appellant,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, van 31 oktober 2001 in het geding tussen:
appellant
en
de Staatssecretaris van Justitie.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 oktober 2001 heeft de Staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel te verlenen afgewezen.
Bij uitspraak van 31 oktober 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Assen, het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State binnengekomen op 7 november 2001, hoger beroep ingesteld.
Bij faxbericht van 15 november 2001 heeft de staatssecretaris een reactie ingediend.
Vervolgens is het onderzoek gesloten.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 70, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000), voorzover thans van belang, wordt in afwijking van de artikelen 2:1 en 8:24 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) het hoger beroep ingesteld door een advocaat, indien deze verklaart daartoe bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd.
Ingevolge artikel 85, derde lid, van de Vw 2000, wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, indien niet is voldaan aan enig bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het hoger beroep. Artikel 6:6 van de Awb is niet van toepassing.
2.1.1. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van die bepaling - Memorie van Toelichting, Kamerstukken II 1998-1999, 26 732, nr. 3, p. 68, en de Nota van Wijziging, Kamerstukken II 1998-1999, 26 732, nr. 8 - is met voormeld artikel 70, eerste lid, van de Vw 2000 beoogd aan te sluiten bij artikel 30, tweede lid, en artikel 35, tweede lid, van de Vreemdelingenwet (oud). Op zichzelf is het vereiste dat een advocaat, die in een bepaalde zaak voor een bepaalde cliënt een rechtsmiddel aanwendt tegen een krachtens de Vw 2000 gegeven beschikking, dient te verklaren daartoe bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn, dus niet nieuw. Nieuw is wel dat artikel 85, derde lid, van de Vw 2000 voorschrijft dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, indien aan dat vereiste niet is voldaan en - in overeenstemming daarmee - de toepassing van artikel 6:6 van de Awb uitsluit.
2.2. In het hoger-beroepschrift ontbreekt de verklaring van de advocaat dat hij tot het instellen van het hoger beroep bepaaldelijk is gevolmachtigd. Daarin staat slechts: "(...) gemachtigde: mr. [advocaat]".
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraken van
17 augustus 2001, in zaak nr. 200103582/1, gepubliceerd in JV 2001/263, JB 2001/269 en AB 2001, 300 [LJN url('AD3821',http://www.rechtspraak.nl/uitspraak/show_detail.asp?ui_id=30713) en zaak nr. 200103674/1, gepubliceerd in NAV 2001/272), zullen hoger beroepen, in te stellen op en na 1 november 2001, die niet voldoen aan het vereiste van artikel 70, eerste lid, van de Vw 2000, niet-ontvankelijk worden verklaard.
2.3. Het hoger beroep, dat is ingesteld op 7 november 2001, is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.D.A.M. Zegveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk De ambtenaar van Staat is
Lid van de enkelvoudige kamer
verhinderd de uitspraak te
ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 19 november 2001
43-358.
Verzonden:
Voor eensluidend afschrift,
de Secretaris van de Raad van State,
voor deze,