ECLI:NL:RVS:2000:AP5709

Raad van State

Datum uitspraak
10 januari 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
H01.99.0567
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • E. Korthals Altes
  • F.P. Zwart
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verkeersmaatregelen door burgemeester en wethouders van Vlissingen

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de Stichting Boulevardbelangen Vlissingen en anderen tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Middelburg. De zaak is ontstaan na een besluit van 21 oktober 1996, waarbij de burgemeester en wethouders van Vlissingen het verzoek van de Stichting om verkeersmaatregelen afwezen. De Stichting had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar dit bezwaar werd door de burgemeester en wethouders niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank te Middelburg heeft in een eerdere uitspraak op 25 juni 1997 het beroep van de Stichting gegrond verklaard en de burgemeester en wethouders opgedragen een nieuw besluit te nemen. Echter, in een later besluit van 5 december 1997 bleven de burgemeester en wethouders bij hun eerdere afwijzing, wat leidde tot een nieuwe rechtsgang.

De rechtbank heeft op 1 maart 1999 opnieuw uitspraak gedaan, waarbij het beroep van de Stichting gedeeltelijk gegrond werd verklaard, maar het bezwaar op een ander punt niet-ontvankelijk werd verklaard. Tegen deze uitspraak heeft de Stichting hoger beroep ingesteld bij de Raad van State. Tijdens de zitting op 8 november 1999 zijn de appellanten en de vertegenwoordiger van de burgemeester en wethouders verschenen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak beoordeeld en is tot de conclusie gekomen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de weigering van de burgemeester en wethouders om verkeersmaatregelen te treffen niet kan worden aangemerkt als een besluit waartegen bezwaar en beroep openstaat. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat er geen nieuwe argumenten zijn aangevoerd die de beslissing van de burgemeester en wethouders in een ander licht plaatsen. Het hoger beroep wordt ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er zijn geen termen aanwezig voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep.

Uitspraak

H01.99.0567.
Datum uitspraak: 10 januari 2000
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Stichting Boulevardbelangen Vlissingen en anderen te Vlissingen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Middelburg van 1 maart 1999 in het geding tussen:
appellanten
en
burgemeester en wethouders van Vlissingen.
1.    Procesverloop
Bij besluit van 21 oktober 1996 hebben burgemeester en wethouders van Vlissingen (hierna: burgemeester en wethouders) het verzoek van de Stichting om een aantal verkeersmaatregelen te treffen afgewezen.
Bij besluit van 13 maart 1997 hebben burgemeester en wethouders het hiertegen door appellanten ingediende bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit en het daaraan ten grondslag gelegde advies van de Commissie bezwaar- en beroepschriften zijn aangehecht.
Bij uitspraak van 25 juni 1997 heeft de arrondissementsrechtbank te Middelburg (hierna: de rechtbank) het tegen dit besluit door appellanten ingestelde beroep gegrond verklaard, de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd en bepaald dat burgemeester en wethouders een nieuw besluit dienden te nemen met inachtneming van het in de uitspraak bepaalde.
Bij besluit van 5 december 1997 hebben burgemeester en wethouders het tegen het besluit van 21 oktober 1996 door appellanten ingediende bezwaar gedeeltelijk niet-ontvankelijk en gedeeltelijk ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 maart 1999, verzonden op 9 maart 1999, heeft de  rechtbank het tegen dit besluit door appellanten ingestelde beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, de bestreden beslissing in zoverre vernietigd en het bezwaar op dit punt alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief van 15 april 1999, bij de Raad van State ingekomen op 19 april 1999, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 12 mei 1999. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 19 augustus 1999 hebben burgemeester en wethouders een memorie ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 8 november 1999, waar appellanten, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bestuursleden van de Stichting Boulevardbelangen Vlissingen, en burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door F.J.C. Slager, ambtenaar der gemeente, zijn verschenen.
2.    Overwegingen
2.1.    De rechtbank heeft allereerst - kort samengevat weergegeven - overwogen dat de weigering van burgemeester en wethouders om aan de boulevards te Vlissingen snelheidsbeperkende voorzieningen te treffen ter ondersteuning van de ter plaatse geldende maximumsnelheid in de vorm van drempels en wegversmallingen, moet worden opgevat als een weigering om feitelijke handelingen te verrichten, waartegen geen bezwaar en beroep openstaat. De rechtbank heeft voorts geoordeeld dat ook de afwijzing van het verzoek om zogenaamde kopsparkeerplaatsen aan te brengen niet kan worden aangemerkt als een besluit waartegen voorziening kan worden gevraagd.
2.2.    De Afdeling is van oordeel dat de uitspraak van de rechtbank op dit punt juist is en op goede gronden berust.
2.3.    De rechtbank is voorts op goede gronden tot de juiste beslissing gekomen dat niet aannemelijk is geworden dat de verkeerssituatie ter plaatse steeds zodanig onveilig of uit een oogpunt van hinder of overlast zodanig ernstig is, dat deze het treffen van de overige gevraagde verkeersmaatregelen zonder verder uitstel vergt, en dat onder deze omstandigheden burgemeester en wethouders terecht tot de conclusie zijn gekomen dat er geen reden was af te wijken van hun in de uitspraak van de rechtbank nader omschreven en op zichzelf niet onredelijke beleid en de daarbij gehanteerde uitgangspunten.
2.4.    Appellanten hebben in hoger beroep geen argumenten aangevoerd die een ander licht op de zaak werpen.
2.5.    Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6.    Voor een proceskostenveroordeling in hoger beroep zijn geen termen aanwezig.
3.    Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, Voorzitter, en mr E. Korthals Altes en mr F.P. Zwart, Leden, in tegenwoordigheid van mr N.T. Zijlstra, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-Van Bilderbeek    w.g. Zijlstra
Voorzitter    ambtenaar van Staat
77-240.