ECLI:NL:RVS:2000:AA7848
Raad van State
- Hoger beroep
- H. Beekhuis
- A.M. Ruige
- Rechtspraak.nl
Vergunningverlening voor vervoer van bestraalde splijtstoffen vanuit kerncentrale Borssele
In deze zaak heeft de Raad van State uitspraak gedaan op een verzoek van de stichting "Stichting Greenpeace Nederland" tegen de vergunningverlening voor het vervoer van bestraalde splijtstoffen vanuit de kerncentrale te Borssele. De vergunningen, verleend op 12 juli 2000 door de Ministers van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Economische Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, betroffen zowel weg- als spoorvervoer van twintig transportcontainers met bestraalde splijtstoffen naar de opwerkingsfabriek Cogéma in Frankrijk. De verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen deze besluiten en verzocht om voorlopige voorzieningen, omdat zij van mening was dat de betrokken ministers niet correct waren betrokken bij de besluitvorming en dat de vergunningen in strijd waren met de Kernenergiewet.
De Voorzitter van de Raad van State heeft het verzoek behandeld op 28 september 2000. Tijdens de zitting zijn vertegenwoordigers van de verzoekster en de verweerders verschenen, evenals de vergunninghouders. De Voorzitter heeft overwogen dat de vergunningen zijn verleend in overeenstemming met de relevante wetgeving en dat de noodzaak voor het transport van de splijtstoffen voldoende aannemelijk is gemaakt. De Voorzitter heeft daarbij ook de milieuaspecten en de betrokkenheid van Cogéma als erkend bedrijf in overweging genomen.
De verzoekster heeft verder aangevoerd dat de vergunningen in strijd zijn met internationale verdragen en dat de milieuvergunning van Cogéma ontoereikend is. De Voorzitter heeft echter geoordeeld dat de vergunningen niet in strijd zijn met het rechtvaardigingsbeginsel en dat de betrokken ministers voldoende recht hebben gedaan aan de wetgeving. Uiteindelijk heeft de Voorzitter het verzoek om voorlopige voorzieningen afgewezen, met de conclusie dat er geen aanleiding was om de vergunningen te schorsen.