ECLI:NL:RBZWO:2002:AE5481

Rechtbank Zwolle

Datum uitspraak
17 juli 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
175171 ha 02-452
Instantie
Rechtbank Zwolle
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst na ernstig incident met wegwerker

In deze zaak heeft de kantonrechter te Lelystad op 17 juli 2002 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen [werkgeefster] en [werknemer]. [werknemer], een 57-jarige buschauffeur met een dienstverband van meer dan 20 jaar, was op 13 februari 2002 betrokken bij een ernstig voorval waarbij hij een wegwerker aanreed. Dit incident leidde tot een veroordeling door de politierechter voor poging tot zware mishandeling, waarvoor hij een werkstraf van 80 uren kreeg opgelegd. De werkgever, [werkgeefster], verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van een dringende reden, stellende dat het gedrag van [werknemer] onacceptabel was en dat het vertrouwen in hem ernstig was geschaad. Tijdens de zitting op 8 juli 2002 heeft [werknemer] zijn versie van de gebeurtenissen gegeven en betwist dat hij opzettelijk handelde. Hij voerde aan dat hij altijd goed had gefunctioneerd en dat het ontslag ernstige gevolgen voor hem zou hebben, gezien zijn leeftijd en financiële situatie.

De kantonrechter overwoog dat, hoewel de gedragingen van [werknemer] ernstig waren, de persoonlijke omstandigheden en de lange dienstverband van [werknemer] in de afweging moesten worden meegenomen. De rechter concludeerde dat er geen voldoende dringende reden was voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, en dat [werknemer] een tweede kans verdiende. De kantonrechter wees het verzoek van [werkgeefster] af en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van persoonlijke omstandigheden in ontslagzaken, vooral bij langdurige dienstverbanden.

Uitspraak

R E C H T B A N K Z W O L L E
sector kanton - locatie Lelystad
zaaknr.: 175171 HA 452
datum : 17 juli 2002
Beschikking op een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst:
[werkgeefster],
gevestigd te Zwolle,
verzoekende partij, nader te noemen [werkgeefster],
gemachtigde mr. L.W. Houten, advocaat te Apeldoorn,
tegen
[werknemer],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij, nader te noemen [werknemer],
gemachtigde mr. H. Hansma, werkzaam bij de CNV Bedrijvenbond te Ommen.
De procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het op 5 juni 2002 ingekomen verzoekschrift van [werkgeefster] met producties,
- het verweerschrift van [werknemer] met producties.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 8 juli 2002. Daarbij zijn partijen verschenen.
De motivering
De vaststaande feiten
[werknemer], thans 57 jaar oud, is op 1 december 1981 in dienst getreden bij [werkgeefster]. Zijn functie is buschauffeur. Zijn salaris bedraagt € 2.176,49 bruto per maand, exclusief emolumenten.
Op 13 februari 2002 heeft [werknemer] in de uitvoering van zijn werkzaamheden een wegwerker aangereden.
Hiervoor is [werknemer] op 13 februari 2002 in voorlopige hechtenis genomen waarbij zijn rijbewijs is ingevorderd, dat inmiddels weer aan hem is teruggegeven. De volgende dag is [werknemer] weer in vrijheid gesteld.
Op 14 februari 2002 heeft tussen [werknemer] enerzijds en de unit manager en de P & O adviseur van [werkgeefster] anderzijds een gesprek plaatsgevonden. Daarbij is [werknemer] op de ernst van de situatie gewezen.
[werkgeefster] heeft ontslag overwogen doch heeft nadien besloten [werknemer] op non-actief te stellen met behoud van salaris in afwachting van de uitspraak van de strafrechter.
Op 13 mei 2002 is [werknemer] door de politierechter veroordeeld, wegens poging tot zware mishandeling, tot een werkstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis en is de vordering van de wegwerker als benadeelde partij, tot vergoeding van immateriële schade ad € 175,00 toegewezen. Het vonnis is inmiddels onherroepelijk geworden.
De gevolgen van het ongeval voor de wegwerker zijn meegevallen. De verplegers van de ambulance, die na het ongeval ter plaatse was gekomen, constateerden slechts kneuzingen. Directe behandeling in het ziekenhuis achtte men niet noodzakelijk. Later is de wegwerker wel naar zijn huisarts en naar het ziekenhuis geweest, doch hij is niet arbeidsongeschikt geraakt en is in staat gebleven zijn arbeid te blijven verrichten.
Afgezien van het onderhavige incident heeft [werknemer] altijd goed gefunctioneerd. Over twee jaar kan hij in aanmerking komen voor de vervroegde uittreding bij [werkgeefster].
Het veroek
Het verzoek van [werkgeefster] strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst, primair op grond van een (uitgestelde) dringende reden en subsidiair op grond van een verandering in de omstandigheden.
Zij voert hiertoe aan dat [werknemer] tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden opzettelijk een wegwerker, die hem een stopteken gaf, nadat hij al was gestopt, heeft aangereden toen het hem kennelijk te lang duurde en daarna is doorgereden. [werkgeefster] acht deze gedragingen, nu [werknemer] hiervoor onherroepelijk is veroordeeld, zodanig ernstig dat deze een dringende reden opleveren.
[werknemer] heeft een ernstige fout gemaakt en [werkgeefster] kan dergelijk gedrag van haar chauffeurs niet accepteren. Zij treedt bij wangedrag van haar chauffeurs altijd streng op en acht in dit verband het opleggen van slechts een disciplinaire maatregel niet in verhouding tot de ernst van de gebeurtenissen. Bovendien wenst zij daarnaast ook te voorkomen dat haar goede naam wordt aangetast.
Het feit dat [werknemer] voor het ongeluk altijd goed heeft gefunctioneerd en zijn persoonlijke omstandigheden, staan niet aan een dringende reden in de weg. Evenmin het feit dat het letsel van de wegwerker gelukkig is meegevallen, doordat de wegwerker kennelijk opzij is gesprongen.
De door [werknemer] aangehaalde gevallen, waarbij chauffeurs bij een ongeval betrokken waren en waarbij [werkgeefster] niet tot ontslag is overgegaan, zijn niet vergelijkbaar. Daar was geen sprake van opzettelijk handelen. Gelet op de ernst van de gedragingen van [werknemer] komt hij ook niet in aanmerking voor andere passende werkzaamheden. Bovendien is een dergelijke functie niet voorhanden omdat bij [werkgeefster] een reorganisatie wordt doorgevoerd met een groot verlies aan arbeidsplaatsen.
[werkgeefster] is zich ten slotte bewust van de nadelige consequenties die toewijzing van het verzoek voor [werknemer] zal hebben. Zij beroept zich echter op haar eigen verantwoordelijkheid als werkgever en is van oordeel dat de afweging van de persoonlijke omstandigheden van [werknemer] en de ernst van de dringende reden, ontbinding rechtvaardigen.
Het verweer
[werknemer] heeft ter zitting zijn lezing van het ongeluk gegeven en heeft daarbij toegegeven dat hij door zijn impulsieve handelen fout is geweest. Hij betwist dat hij opzettelijk heeft gehandeld en dat de wegwerker hem een stopteken heeft gegeven. [werknemer] stelt vanuit stilstand met geringe snelheid te zijn ingereden op de wegwerker omdat hij het idee had dat hij werd gepest door de wegwerker, die tot twee keer toe niet reageerde op de gebaren van [werknemer] of hij kon doorrijden. [werknemer] stelt voorts een inschattingsfout te hebben gemaakt door er vanuit te gaan dat er niks aan de hand was met de wegwerker omdat deze een harde klap tegen de spiegel gaf waardoor die naar binnen klapte. [werknemer] heeft spijt betuigd aan de betreffende wegwerker. Hij benadrukt dat hij verder altijd goed heeft gefunctioneerd. Toekenning van het verzoek heeft, mede gezien zijn leeftijd, verstrekkende consequenties voor hem. Hij zal naar alle waarschijnlijkheid geen nieuwe baan meer vinden, zal zijn huis moeten verkopen en kan geen aanspraak meer maken op het pré pensioen over twee jaar.
Volgens hem heeft de politierechter er bij het opleggen van de niet al te zware straf rekening mee gehouden dat het behoud van zijn baan niet in gevaar zou komen.
Voor zover hij kan nagaan is dit de eerste keer dat [werkgeefster] over wenst te gaan tot beëindiging van het dienstverband van een chauffeur die een ongeval heeft veroorzaakt. Van een gewijzigd beleid in deze gevallen is hem, mede als ondernemingsraadlid, niets bekend. Minstens in drie gevallen, waarvan in één geval een chauffeur iemand door eigen schuld heeft doodgereden, en waarbij veroordelingen zijn gevolgd, heeft [werkgeefster] de betrokken chauffeurs een tweede kans geboden. [werknemer] vindt dat die tweede kans hem ook toekomt. Bovendien had [werkgeefster] de opties moeten onderzoeken om een andere passende functie voor hem te vinden. [werkgeefster] heeft zijn voorstel daartoe zonder enige onderbouwing afgewezen.
[werknemer] is van mening dat zijn belang bij behoud van zijn functie zwaarder dient te wegen dan het belang van [werkgeefster] bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
De beoordeling van het verzoek
Primair wordt verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van een dringende reden in de zin der wet. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van zodanige dringende reden moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband in aanmerking worden genomen. De kantonrechter is het met [werkgeefster] eens dat de gedragingen van [werknemer], waarvoor hij ook is veroordeeld door de politierechter, in beginsel tot gevolg zouden moeten hebben dat de arbeidsovereenkomst moet eindigen op grond van een dringende reden. Het zijn in casu echter de overige omstandigheden van het geval die het aannemen van een voldoende dringende reden in de weg staan.
Het gaat hier om een werknemer met een meer dan 20 jarig dienstverband, die al die jaren (tot 13 februari 2002) naar volle tevredenheid van Conneexxion zijn werkzaamheden heeft verricht. Bovendien is [werknemer] 57 jaar en nog slechts een tweetal jaren verwijderd van de mogelijkheid tot gebruikmaking van vervroegde pensionering. Voorts is aannemelijk dat het voor [werknemer] bij ontslag zeer lastig, zoniet nagenoeg onmogelijk zal zijn om elders een werkkring te verkrijgen, mede gelet op zijn leeftijd en de door hem in het verleden ondervonden gezondheidsklachten. Daar komt bij dat [werknemer], onweersproken door [werkgeefster], heeft gesteld dat hij een eigen huis heeft met nog een hoge hypotheek en dat bij ontslag hij genoodzaakt zal zijn over te gaan tot verkoop van deze woning.
Een afweging van de persoonlijke omstandigheden van [werknemer] tegen de aard en de ernst van de gedragingen op 13 februari 2002, mede in aanmerking nemende de duur van het dienstverband en de wijze waarop de dienstbetrekking is vervuld, leiden naar het oordeel van de kantonrechter tot de conclusie dat een voldoende dringende reden ontbreekt.
Ook de subsidiair aan het verzoek ten grondslag gelegde verandering in de omstandigheden kan niet leiden tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Begrijpelijk is dat het vertrouwen van [werkgeefster] in [werknemer] ernstig is geschaad. Gegeven de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden verdient [werknemer] evenwel een tweede kans. Aan de kantonrechter is voldoende gebleken dat het gebeuren op 13 februari 2002 moet worden beschouwd als een, weliswaar ernstig, doch eenmalig incident. Slotsom is dat het verzoek moet worden afgewezen.
Er zijn termen om de proceskosten te compenseren.
De beslissing
De kantonrechter:
- wijst het verzoek af;
- compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.L. Kerkhofs, kantonrechter te Lelystad en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juli 2002 in tegenwoordigheid van de griffier.