Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Conclusie en gevolgen
6.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak gaat het om een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2017, opgelegd aan de belanghebbende door de inspecteur van de Belastingdienst. De inspecteur heeft de navorderingsaanslag opgelegd na een ambtshalve vermindering en heeft daarbij een bedrag voor aftrek elders belast verminderd. De belanghebbende, die in 2017 een uitkering ontving van de Federale Pensioendienst in België en een pensioen uit Canada, heeft bezwaar gemaakt tegen de navorderingsaanslag. De inspecteur heeft het bezwaar afgewezen, waarna de belanghebbende beroep heeft ingesteld. Tijdens de zitting is de vraag aan de orde gekomen of de inspecteur het bedrag voor aftrek elders belast mocht verminderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur redelijkerwijs kon menen dat de inkomsten van de Federale Pensioendienst niet belastbaar waren in Nederland, op basis van de aangifte van de belanghebbende. De rechtbank oordeelt dat de vraagstelling in de aangifte niet bindend is voor de belastbaarheid van de inkomsten en dat de inspecteur geen ambtelijke fout heeft begaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de navorderingsaanslag in stand blijft en de belanghebbende geen griffierecht terugkrijgt.