ECLI:NL:RBZWB:2025:969
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning in verband met de aanwezigheid van een opvanglocatie voor vluchtelingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 21 februari 2025, wordt het beroep van een belanghebbende tegen de vastgestelde WOZ-waarde van zijn woning beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de woning op 1 januari 2022 vastgesteld op € 400.000, wat leidde tot aanslagen in de onroerendezaakbelastingen en andere heffingen voor het jaar 2023. De belanghebbende was het niet eens met deze waardebepaling en had bezwaar aangetekend, maar dit werd ongegrond verklaard door de heffingsambtenaar. De rechtbank behandelt het beroep en constateert dat de belanghebbende niet is verschenen op de zitting, ondanks een correcte uitnodiging. De rechtbank beoordeelt de argumenten van de belanghebbende, die stelt dat de waarde te hoog is vastgesteld, mede vanwege de nabijheid van een opvanglocatie voor vluchtelingen. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde op een juiste manier heeft vastgesteld, gebruikmakend van vergelijkingsmethoden en referentiewoningen. De rechtbank oordeelt dat de referentiewoningen voldoende vergelijkbaar zijn en dat de aanwezigheid van de opvanglocatie geen invloed heeft gehad op de waardepeildatum. Uiteindelijk wordt het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat de WOZ-waarde en de bijbehorende aanslagen gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.