ECLI:NL:RBZWB:2025:968

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
BRE 12/11849
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de onroerende zaak status van een ligplaats in het kader van de onroerendezaakbelasting

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 februari 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Vlissingen beoordeeld. Het geschil betreft de onroerende zaak status van een ligplaats, waarvoor de heffingsambtenaar een aanslag onroerendezaakbelasting (OZB) heeft opgelegd. Belanghebbende, eigenaar van een appartementsrecht met een exclusief gebruiksrecht op de ligplaats, betwist de aanslag en stelt dat hij geen eigenaar is van de ondergrond, maar slechts een gebruiksrecht heeft verkregen. De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar de aanslag OZB terecht heeft opgelegd, omdat het appartementsrecht, dat ook een aandeel in de gemeenschap omvat, voldoet aan de voorwaarden voor heffing van OZB. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak waarin een vergelijkbare situatie is behandeld en concludeert dat de aanslag in stand blijft. Het beroep van belanghebbende wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/11849

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 februari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats 1] ( [land] ), belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Vlissingen , de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 4 december 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de volgende onroerende zaken bij de in één geschrift vervatte beschikkingen per 1 januari 2022 (de waardepeildatum) vastgesteld.
Adres
Waarde
[ligplaats 1]
€ 318.000
[ligplaats 2]
€ 120.000
[ligplaats 3]
€ 17.000
1.2.
Tegelijk met deze waardevaststellingen zijn aan belanghebbende ook aanslagen in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Vlissingen voor het jaar 2023 opgelegd (de aanslagen OZB).
1.3.
De heffingsambtenaar heeft de bezwaren van belanghebbende tegen de waardevaststellingen en de aanslagen OZB van [ligplaats 2] en de ligplaats aan de [ligplaats 3] ongegrond verklaard.
1.4.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 4 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft namens de heffingsambtenaar deelgenomen mr. T.C.A. Houkes. Belanghebbende is zonder bericht aan de rechtbank niet verschenen.
1.6.
Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 30 september 2024, aan het door hem opgegeven adres, [ligplaats 1] te [plaats 3] , onder vermelding van plaats en tijdstip uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Uit informatie van PostNL blijkt dat de brief op 15 oktober 2024 is afgehaald bij een PostNL-punt. Hieruit concludeert de rechtbank dat belanghebbende op de juiste wijze en tijdig op het juiste adres voor de zitting is uitgenodigd.

Feiten

2. Belanghebbende is eigenaar van een appartementsrecht met een exclusief gebruiksrecht op een ligplaats in de stadshaven van [plaats 3] , plaatselijk bekend [ligplaats 3] (de ligplaats).
2.1.
De ligplaats is op 14 juni 2022 door de Stichting Ontwikkeling Uitbreiding Ligplaatsen Stadshaven (de stichting) aan belanghebbende geleverd. In de akte van levering staat:
“De verkoper heeft blijkens een met de koper op zestien mei tweeduizend tweeëntwintig aangegane onderhandse koopovereenkomst, aan de koper verkocht en levert op grond daarvan aan de koper, die blijkens die overeenkomst van de verkoper heeft gekocht en bij deze aanvaardt:
het appartementsrecht rechtgevende op het exclusief gebruiksrecht van een ligplaats voor een pleziervaartuig, gelegen aan de [ligplaats 3] te [plaats 3] ter plaatse bekend als ligplaats [ligplaats 3] , kadastraal bekend [kadastrale aanduiding 1] , uitmakende het eenenveertig drieduizend tweehonderdnegentiende (41/3.219) onverdeelde aandeel in de gemeenschap bestaande uit het registergoed, kadastraal bekend [kadastrale aanduiding 2] (groot ongeveer veertig are en drieënnegentig centiare (40 a 93 ca)) waaraan door het kadaster een voorlopige kadastrale grens en — oppervlakte is toegekend bij het splitsingsverzoek met ordernummer [nummer 1] ), een en ander zoals is aangegeven op de aan de koopovereenkomst aangehechte en door partijen geparafeerde Inrichtingsplan Stadshaven Scheldekwartier de dato negenentwintig augustus tweeduizend negentien,
hierna ook te noemen:
het verkochte; door koper te gebruiken als: ligplaats voor een pleziervaartuig.
[…]
VOORAFGAANDE VERKRIJGING
Het in appartementen gesplitste opstalrecht is door verkoper verkregen (met meer) bij een akte houdende vestiging opstalrecht op veertien september tweeduizend eenentwintig opgemaakt door mr. B.Q. Claas, notaris te Vlissingen , van welke akte een afschrift werd ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers in Nederland op veertien september tweeduizend éénentwintig in het register Hypotheken 4, in deel [nummer 2] , nummer [nummer 3] .”

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar met betrekking tot de ligplaats aan belanghebbende terecht een aanslag OZB eigenaar-niet-woning heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is belanghebbende voor de ligplaats terecht in de heffing van OZB betrokken. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Overwegingen

Vooraf
4. Belanghebbende heeft één beroepschrift ingediend en daarbij verwezen naar de in 1.1 genoemde beschikkingen waarin drie objecten staan vermeld. De griffie van deze rechtbank heeft drie dossiers aangemaakt met zaaknummers 23/11847 ( [ligplaats 1] ), 23/11848 ( [ligplaats 2] ) en 23/11849 (ligplaats [ligplaats 3] ). De rechtbank stelt vast dat belanghebbende geen bezwaar heeft gemaakt tegen de waardebeschikking of de aanslag OZB met betrekking tot de onroerende zaak [ligplaats 1] .Verder constateert de rechtbank dat het belanghebbende in beroep alleen gaat om de ligplaats aan de [ligplaats 3] . De zaaknummers 23/11847 en 23/11848 zijn daarom ten onrechte aangemaakt. De rechtbank zal deze zaaknummers laten vervallen. Het door belanghebbende in verband met de samenhang van de aangemaakte zaken eenmaal verschuldigde griffierecht (in zaaknummer 23/11847) wordt geacht te zijn betaald in zaaknummer 23/11849. Deze administratieve afwikkeling leidt daarom niet tot een terugbetaling aan belanghebbende van het geheven griffierecht.
Inhoudelijk
4.1.
In de Verordening onroerendezaak-belastingen Vlissingen 2023 (de Verordening OZB), die is gebaseerd op artikel 220 tot en met 220h van de Gemeentewet, staat in artikel 1, aanhef en letter b, dat een eigenarenbelasting wordt geheven van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.
4.2.
Belanghebbende betwist de vastgestelde waarde van de ligplaats niet. Belanghebbende meent echter dat de aanslag OZB ten onrechte aan hem is opgelegd. Hij voert daartoe aan dat het appartementsrecht in de koopovereenkomst wordt geclassificeerd als het exclusieve gebruiksrecht van een ligplaats voor een pleziervaartuig en dat daarin staat vermeld dat de ondergrond en de kades eigendom van de gemeente blijven. Hij heeft daarom geen ondergrond verkregen maar een eeuwigdurend gebruiksrecht van de ligplaats, aldus belanghebbende.
4.3.
De rechtbank begrijpt het standpunt van belanghebbende zo, dat belanghebbende betwist dat de gekochte ligplaats een appartementsrecht is waarvan hij als eigenaar het genot heeft zodat daarover geen OZB kan worden geheven. De rechtbank overweegt dat zij eerder, in haar uitspraak van 17 juli 2024 [1] , heeft beslist dat een eigenaar van een appartementsrecht van een ligplaats in de stadshaven van Vlissingen terecht in de heffing van OZB is betrokken. Die uitspraak is ook door de heffingsambtenaar in deze procedure ingebracht. De rechtbank concludeert dat het feitencomplex in deze zaak en in de procedure van die eerdere uitspraak gelijkluidend is. De juridische toets is evenmin anders omdat het in die uitspraak eveneens een aanslag OZB betrof voor het jaar 2023 en de relevante bepalingen van de Verordening daarom overeenkomen. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om anders te beslissen dan zij eerder deed. Hetgeen de rechtbank in haar eerdere uitspraak overwoog in overwegingen 4.4 tot en met 4.8 dient als hier ingelast te worden beschouwd. Een kopie van die uitspraak is daarom aan deze uitspraak gehecht.
4.4.
Dit brengt mee dat het standpunt van belanghebbende dat hij geen eigenaar is van de ondergrond, hem niet kan baten. Die omstandigheid, hoewel juist, is niet relevant. De rechtbank heeft immers overwogen dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van een onroerende zaak bepalend is of het door de Stichting ontwikkelde gehele complex van steiger, loopbrug, vingerpieren en (meer)palen, als onroerend valt aan te merken. De rechtbank heeft geoordeeld dat dat complex duurzaam verenigd is met de grond en daarmee een onroerende zaak is. [2]
4.5.
Ook de verwijzing van belanghebbende naar de aanduiding van het appartementsrecht in de koopovereenkomst baat hem niet. Dat volgt uit rechtsoverweging 4.5 van de eerdere uitspraak. Het appartementsrecht geeft weliswaar recht op het gebruik van de ligplaats voor een pleziervaartuig, maar omvat meer dan alleen dat gebruiksrecht. Op grond van de identieke bepalingen, genoemd in 2.1 en de akte van levering in het dossier van de procedure in de eerdere uitspraak, heeft de rechtbank –samengevat– geconcludeerd dat het appartementsrecht ook bestaat uit een aandeel, namelijk 41/3219e deel van het registergoed met aanduiding [nummer 4] [3] , en het daarop ten behoeve van de stichting gevestigde opstalrecht. Dat geheel, dus inclusief de bebouwde zaken, wordt in de akte van levering aangemerkt als “de gemeenschap”. Het appartementsrecht dat belanghebbende, na splitsing van het opstalrecht door de stichting in appartementsrechten, heeft gekocht bestaat –wettelijk gezien– uit een onverdeeld aandeel in die gemeenschap. Anders dan belanghebbende aanvoert heeft hij dus niet slechts een recht tot het afmeren van een pleziervaartuig verkregen, maar ook 41/3219e deel van de gemeenschap, oftewel een evenredig aandeel van de door de stichting ontwikkelde bebouwing in de stadshaven .
4.6.
Het voorgaande betekent dat voor de ligplaats als appartementsrecht aan de voorwaarden voor de heffing van OZB is voldaan. Voor dat geval is niet in geschil dat de OZB van belanghebbende, als eigenaar van die ligplaats en daarmee genothebbende in de zin van de Verordening, kan worden geheven. Dit betekent dat de heffingsambtenaar de aanslag OZB terecht aan belanghebbende heeft opgelegd.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslag OZB in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M. van de Langerijt-Suurmeijer, griffier, op 21 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.Rechtbank Zeeland-West-Brabant 17 juli 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:4955.
2.Rechtbank Zeeland-West-Brabant 17 juli 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:4955 r.o. 4.6 tot en met 4.8.
3.met een grootte van ongeveer 40 are.