ECLI:NL:RBZWB:2025:965

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
BRE 21/3777, 21/5929 en 22/4227
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing geheimhoudingskamer inzake verzoek om geheimhouding van stukken in belastingzaken

Op 20 februari 2025 heeft de enkelvoudige geheimhoudingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak van een verzoek om geheimhouding van stukken door belanghebbende, die betrokken is bij de belastingzaken BRE 21/3777, 21/5929 en 22/4227. Belanghebbende heeft op 24 januari 2025 een verzoek ingediend om bepaalde stukken geheim te houden, welke hij tijdens de mondelinge behandeling van de hoofdzaken heeft overgelegd in een gesloten enveloppe. De geheimhoudingskamer heeft kennisgenomen van de inhoud van deze enveloppe, waarin verschillende brieven van belanghebbende zijn opgenomen, gericht aan zowel de geheimhoudingskamer als het Gerechtshof 's-Hertogenbosch.

De geheimhoudingskamer heeft besloten om geen mondelinge behandeling te houden en direct uitspraak te doen op het verzoek. De reden hiervoor is dat de aard van de geheimhoudingsprocedure niet geschikt is voor een zitting. De geheimhoudingskamer heeft vastgesteld dat er geen wettelijke basis is voor het verzoek om geheimhouding, aangezien belanghebbende in de hoofdzaken niet verplicht was om inlichtingen te verstrekken of stukken over te leggen. Hierdoor valt het verzoek niet binnen de reikwijdte van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De geheimhoudingskamer heeft het verzoek om geheimhouding afgewezen en bepaald dat de griffier de aangeboden stukken aan belanghebbende terugstuurt. Tevens heeft belanghebbende verzoeken gedaan met betrekking tot de wraking van de rechter in de hoofdzaken, maar deze verzoeken kunnen niet door de geheimhoudingskamer worden behandeld. De beslissing is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/3777, 21/5929 en 22/4227
Beslissing van de enkelvoudige geheimhoudingskamer van 20 februari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Het verzoek

1. Belanghebbende heeft op 24 januari 2025 een verzoek om geheimhouding van stukken gedaan. Belanghebbende heeft daartoe tijdens de mondelinge behandeling van de zaken BRE 21/3777, 21/5929 en 22/4227 (de hoofdzaken) aan de rechtbank een gesloten enveloppe overgelegd bestemd voor de geheimhoudingskamer met daarin stukken die hij (deels) geheim wil houden.
1.1.
De geheimhoudingskamer heeft van de inhoud van de enveloppe kennisgenomen. In de enveloppe is kortgezegd aanwezig:
  • i) Een brief van belanghebbende gericht aan de geheimhoudingskamer, met dagtekening 24 januari 2025 en onderwerp “Aanhouding, wraking in alle lopende zaken”;
  • ii) Een brief van belanghebbende gericht aan het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, met dagtekening 29 oktober 2024 en onderwerp “instellen hoger beroep”;
  • iii) Een brief van belanghebbende gericht aan de geheimhoudingskamer van de belastingkamer van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch, met dagtekening 25 november 2024;
  • iv) Een brief van belanghebbende gericht aan (het bestuur van) de rechtbank Zeeland-West-Brabant, met dagtekening 24 januari 2025 en onderwerp “aanhouding, wraking in alle lopende zaken”.
1.2.
In de onder (i) genoemde brief licht belanghebbende toe dat hij de geheimhoudingskamer verzoekt om op dezelfde gronden als die hij heeft aangevoerd in zijn verzoek aan het gerechtshof ˈs-Hertogenbosch van 29 oktober 2024, de behandeling van de zaken aan te houden. Verder verzoekt belanghebbende in de onder (i) genoemde brief om een cursief gedrukte passage die hij ook bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch heeft aangevoerd geheim te houden. De cursief gedrukte passage is opgenomen in de onder (ii) genoemde brief.

Overwegingen

2. De geheimhoudingskamer heeft besloten een mondelinge behandeling ter zitting achterwege te laten en direct uitspraak te doen op het verzoek van belanghebbende. Reden daarvoor is dat de aard van de geheimhoudingsprocedure meebrengt dat een behandeling ter zitting in dit geval naar het oordeel van de geheimhoudingskamer niet geschikt is om het verzoek om geheimhouding van belanghebbende te behandelen. [1] Een zitting zal naar het oordeel van de geheimhoudingskamer in het kader van deze geheimhoudingsprocedure namelijk weinig toevoegen.
2.1.
De geheimhoudingskamer stelt in haar beoordeling voorop dat de wettelijke basis op grond waarvan partijen geheel of gedeeltelijk kunnen worden ontslagen van hun verplichting om informatie in het geding te brengen, is gelegen in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dat artikel bepaalt, voor zover relevant, het volgende:
“1. Partijen die verplicht zijn inlichtingen te geven dan wel stukken over te leggen, kunnen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, het geven van inlichtingen dan wel het overleggen van stukken weigeren of de bestuursrechter mededelen dat uitsluitend hij kennis zal mogen nemen van de inlichtingen onderscheidenlijk de stukken.
(…)
3. De bestuursrechter beslist of de in het eerste lid bedoelde weigering onderscheidenlijk de beperking van de kennisneming gerechtvaardigd is.”
2.2.
De geheimhoudingskamer constateert dat belanghebbende in de hoofdzaken niet is opgedragen om inlichtingen te verstrekken of stukken te overleggen, zoals bedoeld in het eerste lid van artikel 8:29 van de Awb. Dat betekent dat het verzoek om geheimhouding van belanghebbende niet valt binnen de reikwijdte van artikel 8:29 van de Awb. Er is om die reden geen wettelijke grondslag om de stukken waarvoor belanghebbende om geheimhouding verzoekt, geheim te houden. De geheimhoudingskamer wijst daarom het verzoek om geheimhouding van de stukken af en bepaalt dat de griffier de door belanghebbende aan de geheimhoudingskamer aangeboden stukken aan belanghebbende terugstuurt.
2.3.
Verder gaat belanghebbende in de stukken gericht aan de geheimhoudingskamer in op de wraking van de rechter die zijn hoofdzaken in behandeling heeft, en verzoekt hij onder meer om de hoofdzaken aan te houden. De verzoeken die belanghebbende doet zien op procesbeslissingen die niet door de geheimhoudingskamer kunnen worden genomen. Dat betekent dat de geheimhoudingskamer ook in zoverre niet aan het verzoek van belanghebbende tegemoet kan komen.

Beslissing

De geheimhoudingskamer;
  • wijst het verzoek om geheimhouding af;
  • draagt de griffier op de stukken die in de gesloten enveloppe zijn aangeboden (zie 1 en 1.1) aan belanghebbende terug te sturen.
Deze beslissing is genomen door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A.C. Deeleman, griffier op 20 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze beslissing is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze beslissing kan ingevolge artikel 8:104, derde lid, van de Awb slechts tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.

Voetnoten

1.Vgl. Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 13 april 2018, ECLI:NL:GHSHE:2018:1593, r.o. 3.31.