ECLI:NL:RBZWB:2025:9062

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
25/1484
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing DUO over omzetting prestatiebeurs in gift

Op 17 december 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vertegenwoordigd door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Eiser had beroep ingesteld tegen de beslissing van DUO van 12 januari 2025, waarbij zijn prestatiebeurs voor een periode van 24 maanden werd omgezet in een gift, met terugwerkende kracht vanaf september 2020. Tijdens de zitting was eiser aanwezig, terwijl DUO werd vertegenwoordigd door mr. H. Bouhuys. Na de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiser geen gelijk kreeg. De rechtbank heeft toegelicht dat volgens de Wet studiefinanciering 2000 (WSF) een ho-student in aanmerking kan komen voor studiefinanciering in de vorm van een prestatiebeurs. Eiser had in het verleden studiefinanciering ontvangen in de vorm van een reisvoorziening, maar de rechtbank oordeelde dat DUO correct had gehandeld door de omzetting van de prestatiebeurs in een gift te berekenen vanaf de eerste maand dat de prestatiebeurs was ontvangen. Eiser had aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van deze regeling, maar de rechtbank oordeelde dat de informatie hierover beschikbaar was op de website van DUO en dat het de verantwoordelijkheid van de student is om zich hierover te informeren.

De rechtbank heeft ook de hardheidsclausule in de WSF overwogen, maar oordeelde dat de omstandigheden in dit geval niet zodanig bijzonder waren dat DUO deze clausule had moeten toepassen. De uitspraak concludeert dat het beroep ongegrond is, en dat eiser geen recht heeft op terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/1484
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser,

en
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO).

Inleiding

1.1
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de beslissing op bezwaar van DUO van 12 januari 2025. Hierbij is DUO gebleven bij de beslissing om de prestatiebeurs van eiser voor een periode van 24 maanden om te zetten in een gift, waarbij de ‘oudste maanden’ vanaf september 2020 zijn omgezet.
1.2
De rechtbank heeft het beroep op 17 december 2025 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig. DUO heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. Bouhuys.
1.3
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. De rechtbank heeft uitgelegd hoe hij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.2
In artikel 5.1 van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF) is bepaald dat een ho-student in aanmerking kan komen voor studiefinanciering in de vorm van een prestatiebeurs, die kan bestaan uit een basisbeurs, aanvullende beurs, reisvoorziening en een toeslag eenoudergezin. Tijdens de eerste twee opleidingen die eiser volgde bestond de basisbeurs niet. Volgens de wet is de reisvoorziening dus een vorm van prestatiebeurs en dus studiefinanciering. In artikel 5.7, eerste lid, van de WSF is bepaald dat als een ho-student binnen de diplomatermijn hoger onderwijs met goed gevolg een associate degree-opleiding afrondt, de toegekende prestatiebeurs voor de duur van de opleiding wordt omgezet in een gift. Een toegekende reisvoorziening wordt volledig omgezet in een gift. De hoogste rechter [1] in dit soort zaken heeft bepaald hoe DUO dat moet bepalen en vanaf wanneer DUO moet rekenen. Dat is vanaf de eerste maand dat prestatiebeurs is gekregen. Eiser kreeg tijdens zijn eerdere, afgebroken studies vanaf september 2020 studiefinanciering in de vorm van een van een reisproduct. Eiser heeft aangevoerd dat hij van tevoren niet kon weten dat DUO vanaf september 2020 zou rekenen en hij er vanuit mocht gaan dat de studiefinanciering die hij gedurende zijn afgeronde opleiding in de periode 2022-2024 heeft ontvangen, omgezet zou worden in een gift. De rechtbank heeft overwogen dat uit een door DUO overgelegd stuk blijkt dat de informatie hierover stond op de website van DUO. De rechtbank heeft ook in aanmerking genomen dat van de studerende wordt verwacht dat diegene zelf de nodige informatie inwint over waar hij recht op heeft. Eiser heeft verder aangevoerd dat het oneerlijk is. In de WSF staat een hardheidsclausule die bepaalt dat afgeweken kan worden van bepaalde regels, wanneer het toepassen van die regel onredelijk is. De hoogste bestuursrechter heeft in de hierboven genoemde uitspraak voor een soortgelijk geval overwogen dat het nadelig uitpakken van deze omzettermijn niet een zodanige bijzondere omstandigheid is dat DUO aanleiding had moeten zien om de hardheidsclausule toe te passen. De rechtbank ziet in deze zaak geen aanleiding tot een ander oordeel te komen.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2025 door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Voetnoten

1.CRvB 31 juli 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1561.