ECLI:NL:RBZWB:2025:903

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
AWB 24_5376
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling Dienst Toeslagen in proceskosten na intrekking beroep

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2025, wordt het verzoek van verzoekster om een veroordeling van de Dienst Toeslagen in de proceskosten beoordeeld. Verzoekster had eerder een beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door de Dienst Toeslagen op haar bezwaarschrift van 17 januari 2024. Dit beroep werd ingetrokken omdat de Dienst Toeslagen op 15 juli 2024 alsnog op het bezwaarschrift had beslist. De rechtbank heeft de Dienst Toeslagen in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar de Dienst Toeslagen heeft hierop niet meer gereageerd, hoewel zij eerder in het verweerschrift had erkend dat verzoekster recht heeft op een proceskostenvergoeding.

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe en legt uit dat wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de bestuursrechter op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten. In dit geval heeft de rechtbank vastgesteld dat de Dienst Toeslagen op 15 juli 2024 heeft beslist op het bezwaar van verzoekster, waarmee zij tegemoet is gekomen aan het beroep. De rechtbank kent een proceskostenvergoeding toe van € 453,50, gebaseerd op de forfaitaire vergoeding zoals geregeld in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).

De rechtbank overweegt dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de forfaitaire vergoeding rechtvaardigen. De Dienst Toeslagen had verzocht om een lagere wegingsfactor toe te passen, maar de rechtbank ziet geen aanleiding om hiervan af te wijken. Daarnaast wordt opgemerkt dat de Dienst Toeslagen verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot verzet tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5376

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 februari 2025 in de zaak tussen

[verzoekster] , uit [plaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. N. Köse-Albayrak),
en

Dienst Toeslagen.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoekster om een veroordeling van de Dienst Toeslagen in de proceskosten. Verzoekster heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van haar beroep tegen het niet tijdig nemen van een beslissing door de Dienst Toeslagen op haar bezwaarschrift van 17 januari 2024 tegen een beslissing op haar verzoek om een eerste compensatie uit de Catshuisregeling. Zij heeft het beroep ingetrokken omdat de Dienst Toeslagen op 15 juli 2024 op het bezwaarschrift heeft beslist.
1.1.
De rechtbank heeft de Dienst Toeslagen in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De Dienst Toeslagen heeft hierop niet meer gereageerd, maar had eerder in het verweerschrift al erkend dat verzoekster recht heeft op een proceskostenvergoeding.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling toe. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de Dienst Toeslagen aan verzoekster tegemoetgekomen?
4. Op 20 juni 2024 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift van 31 januari 2024. De Dienst Toeslagen heeft op 15 juli 2024 alsnog beslist op het bezwaar van verzoekster. Hiermee is verweerder tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.
Welk bedrag aan proceskosten moet de Dienst Toeslagen aan verzoekster vergoeden?
5. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk gegrond toe. Verzoekster krijgt een vergoeding van haar proceskosten. De Dienst Toeslagen moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 omdat de gemachtigde van verzoekster een beroepschrift heeft ingediend.
5.1.
Deze vergoeding is als volgt berekend: 1 punt voor het indienen van het beroepschrift (€ 907,-) x wegingsfactor 0,5 (omdat het uitsluitend gaat om het niet tijdig nemen van een besluit) = € 453,50.
5.2.
Eiseres heeft verzocht om af te wijken van het voorstaande en verweerder te veroordelen in de werkelijke proceskosten. De rechtbank overweegt dat het op artikel 8:75 van de Awb gebaseerde Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) de vergoeding van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand regelt. Uitgangspunt van het Bpb is dat een forfaitaire vergoeding wordt toegekend. In artikel 2, derde lid, van het Bpb is neergelegd dat hiervan in bijzondere omstandigheden kan worden afgeweken. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat eiseres door de werkwijze en besluitvorming van verweerder inzake het niet tijdig beslissen op de aanvraag gedwongen werd tot het inroepen van rechtshulp waar een meer dan normale tijdsbesteding mee was gemoeid. Nu geen sprake is van bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Bpb, bestaat voor toekenning van een andere dan de forfaitaire proceskostenvergoeding geen grond.
5.3.
De Dienst Toeslagen heeft verzocht om wegingsfactor 0,25 (zeer licht) toe te passen. De rechtbank ziet echter geen aanleiding om af te wijken van de wegingsfactor 0,5 (licht) die ook door de hoogste bestuursrechters [3] gebruikelijk gehanteerd wordt bij een beroep tegen niet tijdig beslissen.
Krijgt verzoekster een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat de Dienst Toeslagen verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 51,- te vergoeden. [4] Verzoekster moet zich hiervoor dan ook tot verweerder wenden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de Dienst Toeslagen tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan verzoekster.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Breeman, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 19 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 26 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2288 en de uitspraak van de ABRvS van 23 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:3209 waarin uit de toegekende proceskostenvergoeding blijkt dat een wegingsfactor van 0,5 is toegepast.
4.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.