3.5.Met het bestreden besluit van 24 juni 2026 (de rechtbank leest: 24 juni 2025) heeft het UWV het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiseres haar bezwaar te laat heeft ingediend.
4. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat eiseres haar bezwaarschrift te laat heeft ingediend. De bezwaarperiode liep tot en met 18 november 2024 en het bezwaarschrift kwam bij het UWV binnen op 12 juni 2025. Dit is te laat. Ondanks de reden die eiseres hiervoor heeft opgegeven, kan het UWV het bezwaar niet in behandeling nemen. Het UWV vindt dat eiseres ondanks deze situatie haar bezwaar binnen twee weken na 4 november 2024 had kunnen indienen. Op grond van de ter beschikking staande gegevens en eiseres’ gedragingen vindt het UWV het niet aannemelijk dat eiseres het primaire besluit destijds niet heeft ontvangen.
Eiseres heeft niet aan het UWV kenbaar gemaakt dat zij de beslissing niet heeft gekregen. Pas bij het bezwaarschrift van 12 juni 2025 wordt aangevoerd dat de beslissing van 4 november 2024 niet is ontvangen. In het telefoongesprek van 3 juni 2025 heeft eiseres de beslissing van 4 november 2024 opgevraagd. In het telefoongesprek van 8 april 2025 is met eiseres besproken dat zij te laat was met haar bezwaar tegen de beslissing van 4 november 2024. Er kan alleen een bezwaar in behandeling worden genomen als zij daar een goede reden voor had.
Eiseres heeft zich op 27 februari 2025, met ingang van 8 november 2024, (opnieuw) ziekgemeld en tot slot heeft eiseres op 28 november 2024 een WW-uitkering aangevraagd met ingang van 1 november 2024. In de beslissing van 4 november 2024 is eiseres ook gewezen op die mogelijkheid.
In de beslissing van 11 december 2024 is eiseres vervolgens geïnformeerd over voortzetting van haar WW-uitkering omdat zij weer beter is. De betalingen van de ZW-uitkering zijn gestopt en eiseres kreeg per 1 november 2024 betalingen van een WW-uitkering.
Tot slot is eiseres op het spreekuur van 22 oktober 2024 door de verzekeringsarts geïnformeerd over haar hersteld melding.
5. Eiseres stelt dat het bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard door het UWV. Een rechtsgeldige bekendmaking van het primaire besluit heeft pas plaatsgevonden bij ontvangst van het primaire besluit door eiseres op 7 juni 2025. Eiseres heeft tijdig bezwaar gemaakt, omdat vanaf de eerste rechtsgeldige bekendmaking binnen twee weken bezwaar is gemaakt. Het UWV heeft enkel gesteld dat eiseres bekend moet zijn geweest met de beëindiging van de ZW-uitkering, hetgeen wezenlijk anders is dan het bestaan van contra-indicaties waaruit ondubbelzinnig volgt dat het primaire besluit van 4 november 2024 destijds moet zijn ontvangen.
Reactie UWV op de beroepsgronden
6. Het UWV stelt dat de gronden die eiseres aanvoert, dezelfde gronden zijn als die van bezwaar. Eiseres vermeldt in het beroepschrift geen nieuwe feiten of omstandigheden. Daarom ziet het UWV geen aanleiding om zijn standpunt te wijzigen.
Ten overvloede benadrukt het UWV dat zij bij het niet-ontvankelijk verklaren van het bezwaar zijn uitgegaan van alle omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang bezien, zoals ook in de beslissing op bezwaar is uitgelegd. Het UWV is niet enkel uitgegaan van de stopzetting van de uitbetaling van de ZW-uitkering aan eiseres.
Wettelijk kader
7. Het wettelijk kader is opgenomen in een bijlage bij deze uitspraak.
8. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. In artikel 6:8 van de Awb is bepaald dat deze termijn aanvangt met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Artikel 6:9 van de Awb bepaalt dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen of, bij verzending per post, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen. Op grond van artikel 75k van de ZW bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift in een geschil als bedoeld in artikel 75j van de ZW in afwijking van artikel 6:7 van de Awb, twee weken, tenzij het geschil betrekking heeft op een beoordeling als bedoeld in artikel 19ab van de ZW.