ECLI:NL:RBZWB:2025:857
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen de niet-ontvankelijkverklaring van bezwaar tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 februari 2025, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 38.591, en had het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2025 behandeld, waarbij belanghebbende aanwezig was en de inspecteur vertegenwoordigd werd door drie inspecteurs. Na de zitting heeft belanghebbende nadere stukken ingediend, maar de rechtbank zag geen aanleiding voor heropening van het onderzoek.
De rechtbank oordeelt dat het bezwaar van belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk is verklaard. De rechtbank komt tot de conclusie dat de inspecteur de aanslag IB/PVV voor het jaar 2020 ten onrechte heeft vastgesteld, omdat de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, met name het zorgvuldigheidsbeginsel, zijn geschonden. De rechtbank vernietigt de beschikking belastingrente, maar laat de aanslag IB/PVV in stand. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur het griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden en dat belanghebbende recht heeft op een vergoeding van haar reiskosten voor het bijwonen van de zitting.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij de behandeling van belastingaangiften en de rol van de belastingdienst in het waarborgen van de rechten van belastingplichtigen. De rechtbank concludeert dat de inspecteur onzorgvuldig heeft gehandeld door de zelfstandigenaftrek en startersaftrek te claimen zonder dit met belanghebbende te bespreken, terwijl er geen recht op deze faciliteiten bestond. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.