In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 februari 2025, wordt het beroep van belanghebbende, een BV die zich bezighoudt met de handel in paarden, tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende drie naheffingsaanslagen omzetbelasting (OB) opgelegd in verband met de levering van drie paarden aan afnemers buiten de Europese Unie. De rechtbank behandelt de beroepen en oordeelt dat de naheffingsaanslagen met aanslagnummers [aanslagnummer 1] en [aanslagnummer 3] ten onrechte zijn opgelegd, terwijl de naheffingsaanslag met aanslagnummer [aanslagnummer 2] en de verzuimboete terecht zijn opgelegd. De rechtbank komt tot dit oordeel op basis van de feiten en de bewijsvoering die door belanghebbende is overgelegd, waaruit blijkt dat de leveringen van de paarden niet in Nederland hebben plaatsgevonden, maar in Zweden en België. De rechtbank oordeelt dat Nederland niet heffingsbevoegd is voor deze leveringen, waardoor de naheffingsaanslagen niet terecht zijn. De rechtbank vernietigt de uitspraken op bezwaar en de bijbehorende belastingrentebeschikkingen voor de onterecht opgelegde naheffingsaanslagen. Tevens wordt belanghebbende een schadevergoeding van € 500 toegekend wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank wijst de inspecteur aan om het griffierecht en de proceskosten aan belanghebbende te vergoeden.