ECLI:NL:RBZWB:2025:8419

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2025
Publicatiedatum
28 november 2025
Zaaknummer
02-209063-23 en 02-194850-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van gewapende overvallen op juweliers en heling van gestolen goederen

Op 28 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van twee gewapende overvallen op juweliers, het bezit van een (semi)automatisch vuurwapen en de heling van twee gestolen auto’s en een kentekenplaat. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaar, met aftrek van voorarrest, en er is een maatregel tot gedragsbeïnvloeding opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op 12 juli 2023 een juwelier heeft overvallen in [plaats 1], waarbij sieraden zijn buitgemaakt en geweld is gebruikt tegen aanwezigen. De overval werd uitgevoerd met een gestolen Renault Talisman en een vuurwapen. Op 2 augustus 2023 vond een tweede overval plaats op een edelsmederij in [plaats 3], waarbij ook geweld werd gebruikt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte betrokken was bij beide overvallen en dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de daders. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoeding is opgelegd voor immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen sprake was van bewijsuitsluiting, ondanks het verweer van de verdediging over een vormverzuim bij het onderzoek aan de smartphone van de verdachte. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde straffen gemotiveerd, waarbij de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers zijn meegewogen.

Uitspraak

Rechtbank ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummers: 02-209063-23 en 02-194850-23
Vonnis van de meervoudige kamer van 28 november 2025
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [land] ) op [geboortedag] 2001,
verblijvende op het adres: [adres 1] ,
raadsman mr. W.B. Lisi, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 oktober 2025, waarbij de officier van justitie mr. I.M. Peters en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
02-209063-23:
feit 1:samen met anderen een juwelier heeft overvallen en daarbij sieraden heeft
buitgemaakt;
feit 2:samen met anderen een semi-automatisch vuurwapen in zijn bezit heeft gehad;
feit 3:zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de heling van twee auto’s en
een kentekenplaat;
02-194850-23:
samen met anderen een juwelier heeft overvallen en daarbij horloges heeft
buitgemaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten begaan heeft.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens verdachte vrijspraak bepleit van alle ten laste gelegde feiten.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2.
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02-209063-23:
Feit 1:
De overval op [juwelier] op 12 juli 2023
De rechtbank stelt het volgende vast:
Op 12 juli 2023 rond 14:00 uur stopte een donkere Renault Talisman met [kenteken]
vrijwel tegenover de winkel van [juwelier] aan de [straat 1] te [plaats 1] . De Renault was gestolen op 3 juli 2023. Uit de Renault stapten drie personen met een bivakmuts over hun hoofd. Eén van de personen droeg een vuurwapen, een ander een moker en een zwarte tas en de derde persoon droeg een koevoet. De personen met de moker en de koevoet renden de winkel van [juwelier] binnen, sloegen daar vitrinekasten kapot, haalden sieraden uit die kasten en namen deze mee. De andere aanwezigen in de winkel renden naar het kantoorgedeelte van de winkel. De persoon met het vuurwapen bleef in de deuropening van de winkel staan en keek geregeld om zich heen. De Renault vervolgde zijn weg in de richting van de [straat 2] te [plaats 1] , kwam even later weer terug uit die richting en stopte recht voor de winkel schuin op de weg. Hierdoor werd de weg geblokkeerd voor andere weggebruikers. De drie personen renden vervolgens terug naar de Renault. De persoon met het wapen schoot in de lucht. Twee hulzen lagen vlakbij de deur van de winkel. De drie stapten in de Renault, die wegreed.
Een uur later werd op de parkeerplaats aan de [straat 3] te [plaats 2] , ongeveer 3 à 4 km van de [straat 1] te [plaats 1] , de Renault aangetroffen, met daarin een moker, een bivakmuts en oorringen die zojuist gestolen waren bij [juwelier] . Kort na de overval had een getuige een auto gezien die hard wegreed van genoemde parkeerplaats. Uit camerabeelden bleek het te gaan om een Witte Toyota CH-R met schade en een ontbrekend trimpaneel aan de achterportier aan de bijrijderskant. De Toyota was gestolen op 24 of 25 juni 2023. Deze Toyota stond op videobeelden van 14:20 uur, terwijl deze het erf van [adres 2] opreed en daar stopte. Uit de Toyota stapten vier personen, die diverse tassen, waaronder een zwarte tas, uit de auto haalden en binnen brachten bij [huisnummer] . De aangegeven schade van [juwelier] bedroeg € 134.095,59.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte één van de vier mannen is geweest die de overval hebben gepleegd. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Op 25 juli 2023 zijn de Renault Talisman en de Toyota CH-R door de politie forensisch onderzocht. Ten behoeve van DNA-onderzoek zijn verschillende voorwerpen bemonsterd op sporen. Daaronder de binnenzijde van het deurportier rechtsachter van de Toyota CH-R.
Het NFI heeft het DNA-profiel dat daarbij is verkregen vergeleken met het DNA-profiel van referentiemateriaal dat is afgenomen bij verdachte. Uit de bemonstering van het deurportier van de Toyota CH-R werd een DNA-profiel verkregen, waarbij sprake was van een match met het profiel van verdachte. De hypothese dat de bemonstering DNA bevat van verdachte is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker dan dat de bemonstering DNA bevat van een willekeurige niet-verwante persoon.
De rechtbank oordeelt op grond van de resultaten van dit DNA-onderzoek, waarbij sprake is van een match met een bijzonder hoge zeldzaamheidswaarde, dat verdachte de donor is van het betreffende celmateriaal. De rechtbank komt verder, gezien de hierna besproken bewijsmiddelen en de aard van het bemonsterde voorwerp (de door de overvallers gebruikte vluchtauto), tot de conclusie dat dit celmateriaal is achtergelaten tijdens het plegen van de overval en dat het dus gaat om delictgerelateerde sporen. Het pas ter terechtzitting door verdachte gepresenteerde alternatieve verhaal met betrekking tot de DNA-hit is naar het oordeel van de rechtbank niet concreet, omdat het niet onderbouwt wanneer en hoe het bloedspoor in de auto gekomen is. Bovendien is het ongeloofwaardig in het licht van alle gehanteerde bewijsmiddelen.
De beelden van de overval, afkomstig van de bewakingscamera van de juweliers, en de camerabeelden van het terrein van het woonwagencentrum aan [adres 2] zijn door de politie bekeken. Verdachte werd op de camerabeelden van [adres 2] door een verbalisant herkend als zijnde de persoon die rechtsachter uit de Toyota CH-R stapt. De verbalisant herkende verdachte aan zijn lichaam en aan zijn kleding.
[medeverdachte 1] heeft op 6 november 2024 als getuige in de zaak van verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat hij betrokken was bij de overval, dat hij en zijn mededaders na de overval op de parkeerplaats van de voetbalvereniging aan [adres 3] in [plaats 2] van auto zijn gewisseld en dat alle personen uit de zwarte Renault Talisman zijn overgestapt in de witte Toyota.
Bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien kunnen tot geen andere conclusie leiden dan dat verdachte betrokken was bij de overval. De professionele, snelle en ‘geoliede’ wijze waarop de overval is uitgevoerd, te weten met een duidelijke taakverdeling tussen verdachten voor, tijdens en na de overval, met gebruikmaking van 2 vluchtauto’s (Renault en Toyota), bivakmutsen, een wapen plus gereedschappen, (en dus moet zijn voorbereid) geeft blijk van een nauwe en bewuste samenwerking door de daders, zodat sprake is van medeplegen (zie ook bij feit 2).
Feit 2:
De rechtbank stelt vast dat, op het moment dat de verdachten in de Renault Talisman stapten om richting de juwelier in [plaats 1] te rijden, zij allen op de hoogte waren van het feit dat er een vuurwapen aanwezig was. Verdachten zijn immers naar [plaats 1] gereden met het idee om op klaarlichte dag een juwelier te overvallen. Dat hierbij gebruik zou moeten worden gemaakt van voor afdreiging geschikte materialen, lijkt evident. Uit de manier waarop de overval is uitgevoerd, namelijk het gezamenlijk met de gestolen Renault naar de juwelier rijden, het dragen van gezichtsbedekkende kleding, de Renault die schuin op de weg wordt geparkeerd zodat de weg wordt geblokkeerd en het op korte afstand overstappen op een andere gestolen auto, maakt dat kan worden geconcludeerd dat er vooraf door de verdachten afspraken zijn gemaakt over hoe de overval plaats zou vinden. Het gebruik van de hamer, de koevoet én het wapen maakte deel uit van dit plan. Verdachte heeft daarnaast in de auto gezien dat [medeverdachte 1] een vuurwapen bij zich had, zowel op weg naar de juwelier als tijdens de vlucht. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat sprake was van de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking en een gezamenlijke uitvoering. Derhalve kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachten tezamen en in vereniging het vuurwapen voorhanden hebben gehad.
Feit 3:
Aan de rechtbank ligt de vraag voor of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van opzetheling of schuldheling van de twee auto’s en de kentekenplaat.
Om tot bewezenverklaring van opzet- dan wel schuldheling te kunnen komen, is op de eerste plaats vereist dat kan worden vastgesteld dat de dader de auto’s en kentekenplaat voorhanden heeft gehad, in die zin dat hij daarover een zekere beschikkingsmacht heeft gehad. Voorts is vereist dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van de auto’s en kentekenplaat wist dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze door misdrijf verkregen waren.
De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat de auto’s en kentekenplaat gestolen waren. Opzetheling kan om die reden niet bewezen worden, zodat verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De rechtbank is van oordeel dat op basis van het dossier wel wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de auto’s en kentekenplaat gestolen waren. Beide auto’s en de kentekenplaat zijn gebruikt bij de overval op [juwelier] in [plaats 1] . Juist omdat het zeer ongebruikelijk is om bij een overval gebruik te maken van een eigen auto en op jouw naam geregistreerde kentekenplaten, had verdachte bijvoorbeeld de autopapieren moeten controleren op de juiste tenaamstelling. Nu verdachte dit heeft nagelaten, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat hij zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van de twee personenauto’s en de kentekenplaat. Zij hanteert voor het medeplegen dezelfde redenering als hierboven aangegeven bij feit 1 en 2.
02-194850-23:
Beroep op bewijsuitsluiting vanwege vormverzuim bij smartphone-onderzoek
De raadsman heeft bepleit dat er bij het onderzoek aan de telefoon toegeschreven aan verdachte sprake is van een onherstelbaar vormverzuim als bedoeld in artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), hetgeen zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting van het volledige digitale onderzoek aan de telefoon, dan wel strafvermindering. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd, onder verwijzing naar het Smartphone-arrest van de Hoge Raad (Hoge Raad 4 april 2017, ECLI:NL:HR:2017:588), dat onderzoek naar de telefoon van verdachte is verricht zonder toestemming van een officier van justitie en een rechter-commissaris. Dat had wel gemoeten omdat het ging om een dermate grondig onderzoek van de gegevensdrager van verdachte dat zijn privéleven op straat lag. Het betrof dus meer dan een beperkte inbreuk op de persoonlijke levenssfeer. Daarmee zijn artikelen 1 Sv en 8 EVRM jegens verdachte geschonden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Op 3 augustus 2023 vond met machtiging van de rechter-commissaris een doorzoeking ter inbeslagname plaats op [adres 1] . Hierbij werd onder andere de iPhone 8 van verdachte ( [IMEI] ) in beslag genomen. Aan de telefoon is vervolgens onderzoek verricht door de politie.
Op basis van de geldende jurisprudentie moet, indien op voorhand voorzienbaar is dat door het uitlezen van de telefoon een zeer ingrijpende inbreuk op de privacy van de gebruiker kan worden gemaakt, toestemming worden gegeven door de rechter-commissaris. Indien het onderzoek aan een smartphone van die orde is dat toestemming door een rechter-commissaris is vereist en deze ontbreekt, is sprake van een onherstelbaar vormverzuim.
In dit geval is die toestemming niet gevraagd, maar is de telefoon met toestemming van de officier van justitie onderzocht. Uit het dossier blijkt verder dat door de politie in de telefoon onderzoek is verricht naar gegevens die slechts zien op een korte periode, namelijk de periode juli-augustus 2023, en dat dit onderzoek is verricht naar aanleiding van een concrete verdenking van deelname aan een ernstig strafbaar feit (gewapende overval). Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is geweest verkrijging van een min of meer compleet beeld van het privéleven van verdachte. Verdachte heeft bovendien ook niet geconcretiseerd aangevoerd welk nadeel, anders dan de verkrijging van bewijs in zijn strafzaak, hij heeft ondervonden.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat sprake is van een vormverzuim en ziet dan ook geen aanleiding om tot bewijsuitsluiting over te gaan.
De overval op [edelsmederij] op 2 augustus 2023
De rechtbank stelt het volgende vast:
Op 2 augustus 2023, rond 09:50 uur, stopten twee personen op een scooter voor de deur van [edelsmederij] in [plaats 3] . Ze stapten af, hielden hun helmen op en liepen bij [edelsmederij] naar binnen. Eén overvaller had een hamer vast, sloeg daarmee de vitrinekast kapot, pakte horloges uit de vitrinekast en stopte deze in een tas. De andere overvaller hield de heer
[slachtoffer 1] , vader van eigenaar [slachtoffer 2] , op afstand met een mes. Ook de heer
[slachtoffer 3] , medewerker van [winkel] , tegenover de juwelier, werd door de overvaller door middel van zwaaiende bewegingen met het mes in zijn richting op afstand gehouden. [slachtoffer 3] wist tijdens de overval één van de tassen van de overvallers af te pakken. Op deze tas wordt DNA van [medeverdachte 2] aangetroffen.
De vraag is of verdachte één van de twee beschreven personen is geweest die de overval hebben gepleegd. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend op grond van de volgende bewijsmiddelen.
De woning van verdachte aan [adres 1] door de politie doorzocht. Tijdens deze doorzoeking is de iPhone 8 van verdachte aangetroffen en in beslag genomen. De vriendin van verdachte bevestigt tijdens de zoeking dat die telefoon aan verdachte toebehoort. Uit een afgeluisterd telefoongesprek, wat door verdachte vanuit de P.I. met zijn vriendin werd gevoerd, blijkt verder dat hem wordt verteld dat ‘ze zijn telefoon hebben’. Uit de reactie van verdachte blijkt dat hij daar, op zijn zachtst gezegd, niet blij mee is. De telefoon van verdachte is door de politie onderzocht. Uit dit onderzoek blijkt dat op de telefoon een webbookmark is gemaakt van de website van [edelsmederij] . Ook blijkt dat vanaf 16 juli 2023 meermalen via Google is gezocht op ‘ [kenmerk] ’, waarbij op
16 en 17 juli 2023 de website van [edelsmederij] meerdere keren werd bekeken. Verder worden er op de telefoon van verdachte Snapchatgesprekken aangetroffen van het account ‘ [accountnaam] ’ van kort na de overval waarin wordt gesproken over de overval en over de verkoop van horloges. In de telefoon werden ook foto’s aangetroffen, waaronder van [edelsmederij] , van de gestolen horloges en een video van de overval op
2 augustus 2023.
Verdachte heeft ter terechtzitting aangevoerd dat het Snapchataccount op zijn telefoon met de naam ‘ [accountnaam] ’ niet alleen door hem, maar ook door anderen werd gebruikt. Verdachte heeft echter niet concreet aangegeven wanneer het account door anderen is gebruikt en wie dit dan waren. Ook kon hij niet aantonen dat de gesprekken die voor het bewijs worden gebruikt niet door hem zijn gevoerd. De rechtbank verwerpt dit verweer daarom en gaat ervan uit dat alle door ‘ [accountnaam] ’ verstuurde berichten van verdachte afkomstig zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de bovenstaande bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien dat verdachte betrokken was bij de overval [edelsmederij] op
2 augustus 2023. De wijze waarop ook deze overval is uitgevoerd, te weten door (vooraf) informatie over de edelsmederij op te zoeken en met een duidelijke taakverdeling tussen de 2 verdachten (die allebei hun helm ophouden in de winkel) voor en tijdens de overval, met gebruikmaking van een scooter, een wapen (mes), gereedschap (hamer) plus tassen, (en dus moet zijn voorbereid) geeft blijk van een nauwe en bewuste samenwerking door de daders, zodat sprake is van medeplegen.
4.4.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
02-209063-23:
1
op 12 juli 2023 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met anderen, sieraden die geheel aan [juwelier] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-met gezichtsbedekking, de juwelier, waarbinnen die [slachtoffer 4] en [slachtoffers 5 en 6] en [slachtoffer 7] en [slachtoffer 8] zich bevonden binnen te rennen en
- met meerdere sloophamers/hakbijlen de vitrines kapot te slaan en
- met een vuurwapen in de hand zich bij de toegangsdeur van de juwelier op te houden en zo de toegang/uitgang te blokkeren en
- met een vuurwapen (waarschuwings)schoten te lossen;
2
op 12 juli 2023 te [plaats 1] , tezamen en in vereniging met anderen, een wapen van categorie II, te weten een (semi)(automatisch)vuurwapen, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad;
3
op 12 juli 2023 te [plaats 1] en [plaats 2] , tezamen en in vereniging met anderen,
- een voertuig van het merk en type Renault Talisman en
- een kentekenplaat voorzien van het [kenteken] en
- een voertuig van het merk en type Toyota CH-R,
voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van deze goederen redelijkerwijs hadden moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
02-194850-23:
op 2 augustus 2023 te [plaats 3] tezamen en in vereniging met een ander, een aantal horloges die geheel aan [edelsmederij] toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en die weg te nemen goederen onder hun bereik hebben
gebracht door middel van braak, welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met een mes dreigend zwaaiende en/of stekende bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] en door met een (opgeheven) hamer/moker dreigend in de richting van die [slachtoffer 1] te lopen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
Gelet op de aard en ernst van de feiten vordert de officier van justitie aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van zes jaar met aftrek van voorarrest. Tevens vordert zij oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit bij de strafoplegging onder meer rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan twee overvallen. Op 12 juli 2023 heeft hij samen met zijn mededaders een professioneel voorbereide overval op [juwelier] in [plaats 1] gepleegd. Bij deze overval droegen verdachte en zijn mededaders gezichtsbedekkende kleding en werd een vuurwapen gebruikt. Er zijn vitrines ingeslagen met een hamer en is er voor een enorm bedrag aan sieraden buitgemaakt. Op 2 augustus 2023 heeft verdachte met een mededader wederom een professioneel voorbereide overval op een juwelier gepleegd. Verdachte hield daarbij de vader van eigenaar van de zaak op afstand met een mes, terwijl door zijn mededader met een moker verschillende glazen vitrines kapot werden geslagen en daaruit horloges werden gepakt. Gaande de overval bedreigde de verdachte ook nog een medewerker van de winkel tegenover de juwelier, die met zijn telefoon de overval aan het filmen was.
Verdachte was bij beide overvallen uitsluitend uit op geldelijk gewin heeft zich bij het plegen van de overval geen enkele rekenschap gegeven van de mogelijke gevolgen van deze voor de slachtoffers emotioneel zeer ingrijpende gebeurtenissen. De ervaring leert dat slachtoffers van een dergelijke feit daarvan langdurig de psychisch nadelige gevolgen kunnen ondervinden. Dat dit in het onderhavige geval niet anders is, is de rechtbank gebleken uit de in het voegingsformulier door een van de medewerkers van de juweliers vermelde gevolgen van het voorval. Tijdens de overval hebben ze hevige angst en paniek ervaren. In de periode daarna kampten zij thuis met slaapproblemen en verminderde concentratie. De aanhoudende stress veroorzaakte bovendien fysieke klachten en heeft geleid tot een afname van hun vertrouwen in andere mensen. In het algemeen brengt een brutale overval als deze gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving teweeg, te meer daar beide overvallen op klaarlichte dag hebben plaatsgevonden in de [straat 1] van [plaats 1] en het centrum van [plaats 3] en er meerdere personen getuigen van waren. Daarnaast is materiële schade aangericht, waaronder aan de vitrines van de juwelier en bleken er diverse sierraden beschadigd te zijn.
Daarnaast heeft verdachte zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan het bezit van een (semi)automatisch vuurwapen, dat is gebruikt tijdens de overval op 12 juli 2023. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen brengt grote veiligheidsrisico’s met zich. Het illegale bezit van vuurwapens vormt vanwege de daaraan verbonden gevaarzetting een maatschappelijk kwaad dat ernstig dient te worden bestraft. Bovendien heeft verdachte samen met zijn mededaders bij de overval op 12 juli 2023 gebruik gemaakt van twee gestolen auto’s en een gestolen kentekenplaat en zich daarmee schuldig gemaakt aan heling. Heling bevordert het plegen van vermogensdelicten, nu dit bijdraagt aan het in stand houden van een afzetmarkt voor gestolen goederen. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte van 19 september 2025, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Reclassering Nederland heeft op 7 oktober 2025 een rapport uitgebracht over verdachte. Hieruit volgt onder meer dat de reclassering risicofactoren ziet op alle leefgebieden, veelal in ernstige mate. Door de ingetrokken verblijfstitel kan verdachte (onder andere) geen aanspraak maken op sociale voorzieningen, geen eigen huisvesting verwerven en niet werken. Op basis van het delictverleden en recente uitspraken van verdachte stelt de reclassering dat er sprake is van een pro-criminele houding. Sinds verdachtes jeugd werden vele interventies ingezet om hem te begeleiden en behandelen, maar deze hadden geen van allen een structureel positief effect. Alle reclasseringstoezichten die in de afgelopen jaren aan verdachte werden opgelegd, werden voortijdig negatief beëindigd, omdat hij zich (uiteindelijk) niet hield aan afspraken en voorwaarden. Ook begeleidings- en behandeltrajecten binnen het gedwongen kader werden om deze reden voortijdig beëindigd. Er is geen sprake van hulpverlening vanuit het vrijwillig kader, ook niet ten aanzien van de ingetrokken verblijfstitel. Er lijkt bij verdachte geen sprake van intrinsieke motivatie tot deelname aan hulpverleningstrajecten. De reclassering schat het risico op recidive, letsel en onttrekken aan voorwaarden hoog in. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en op de oriëntatiepunten vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
De rechtbank constateert dat de redelijke termijn in zeer geringe mate, met drie maanden, is overschreden. Vanwege deze geringe overschrijding is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.
Alles overwegend acht de rechtbank de duur van de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf passend. De rechtbank zal aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van zes jaar, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
De officier van justitie heeft verzocht om aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als genoemd in artikel 38z, eerste lid, Sr (hierna: maatregel langdurig toezicht) op te leggen. Een dergelijke maatregel kan worden opgelegd ter bescherming van de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen. De rechtbank is van oordeel dat oplegging van de maatregel langdurig toezicht noodzakelijk is. Doordat verdachte grotendeels heeft geweigerd om mee te werken aan het onderzoek in het Pieter Baan Centrum, heeft de rechtbank onvoldoende zicht gekregen op de persoon van verdachte. Uit het rapport van het Pieter Baan Centrum blijkt echter wel dat er gegronde redenen voor zorgen zijn ten aanzien van het gedrag van verdachte
,namelijk zijn antisociale gedragspatroon, zijn beperkte empathie en zijn beperkte gewetensfunctie. Gelet hierop dient verdachte, om de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen te beschermen, langdurig onder toezicht te staan. Ook aan de overige wettelijke vereisten voor de oplegging van de maatregel langdurig toezicht is voldaan. Verdachte zal namelijk worden veroordeeld tot een gevangenisstraf wegens misdrijven die gericht zijn tegen of gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld.
Gelet op het voorgaande zal de maatregel langdurig toezicht worden opgelegd.

7.Het beslag

7.1.
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp (de GSM) is vatbaar voor verbeurdverklaring. Het in beslag genomen voorwerp is bij verdachte aangetroffen en is, mede gelet op het hiervoor overwogene, op enigerlei wijze als hulpmiddel ingezet om het strafbare feit te begaan. De rechtbank zal het daarom verbeurd verklaren.
7.2.
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp (de verdovende middelen) is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Het betreft een voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang. De rechtbank zal dit voorwerpen daarom onttrekken aan het verkeer.

8.De vorderingen van de benadeelde partijen

8.1
Vordering van [slachtoffer 8]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder 02-209063-23 onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade.
8.1.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering, te
vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast verzoekt zij de hoofdelijke aansprakelijkheidsclausule op te nemen.
8.1.2
Standpunt verdediging
De raadsman heeft, gelet op het verzoek verdachte vrij te spreken, verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering.
8.1.3
Beoordeling door de rechtbank
De benadeelde heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank brengt de aard en de ernst van de normschending door verdachte mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt.
Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank de gevorderde vergoeding van € 1.000,00 billijk. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan dit deel van haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen, dan wel tijdens een eventueel hoger beroep nader toelichten.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 12 juli 2023.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met anderen heeft gepleegd en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom zal de rechtbank de vordering en de schadevergoedingsmaatregel hoofdelijk toewijzen. Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer mededaders is betaald, en andersom.
8.2
Vordering van [slachtoffer 1] en [edelsmederij] B.V.
Aangever [slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder 02-194850-23 ten laste gelegde feit. Hij heeft een vordering ingediend voor persoonlijk geleden immateriële schade ter hoogte van € 1.600,00. Als vertegenwoordiger van de rechtspersoon [edelsmederij] B.V. heeft hij een schadevergoeding voor geleden materiële schade ingediend ter hoogte van € 13.500,00, betreffende het eigen risico dat betaald moest worden aan de verzekeraar.
8.2.1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vorderingen, te
vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Daarnaast verzoekt zij de hoofdelijke aansprakelijkheidsclausule op te nemen.
8.2.2
Standpunt verdediging
De raadsman heeft, gelet op het verzoek verdachte vrij te spreken, verzocht de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in de vorderingen.
8.1.3
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte
het feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld
tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te
vergoeden.
Nu de vordering betreffende immateriële schade niet is betwist, zal de rechtbank deze in zijn
geheel toewijzen, inclusief wettelijke rente. Deze schade staat ook in een voldoende verband
met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een
rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank overweegt ten aanzien van de vordering betreffende materiële schade dat uit
het schadeformulier en de stukken ter onderbouwing daarvan naar voren komt dat de schade
in het expertiserapport is berekend op € 26.127,36, en dat aan de benadeelde partij is
uitgekeerd een bedrag van € 12.627,36. Dat houdt in dat door de benadeelde partij
€ 13.500,00 aan eigen risico is betaald, zoals ook is gevorderd. Dit bedrag is door de
benadeelde partij betaald in verband met de materiële schade die het bewezenverklaarde feit
heeft veroorzaakt. De benadeelde partij is in onderhavige situatie niet gehouden vergoeding
van zijn schade te claimen onder de verzekering, ook niet als blijkt dat de verzekeraar meer
had moeten uitkeren dan het geval is geweest. De schade is immers in de eerste plaats
ontstaan door het handelen van verdachte. Deze schade kan daarom naar het oordeel van de
rechtbank worden aangemerkt als rechtstreekse schade.
De door de benadeelde partij gevorderde materiële schadevergoeding acht de rechtbank
daarom in zijn geheel toewijsbaar.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het
toegekende schadebedragen. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij
niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
De rechtbank stelt vast dat verdachte het strafbare feit samen met een ander heeft gepleegd
en dat zij naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de gehele schade. Daarom
zal de rechtbank de vorderingen en de schadevergoedingsmaatregelen hoofdelijk toewijzen.
Dit betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen voor zover het bedrag door één of meer
mededaders is betaald, en andersom.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a ,36b, 36d, 36f, 38z, 47, 57, 60a, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-194850-23 en 02-209063-23 feit 1:diefstal, vergezeld en gevolgd van
bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die
diefstal gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heterdaad, aan
zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te
maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt
gepleegd door twee of meer verenigde personen;
02-209063-23 feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
02-209063-23 feit 3:schuldheling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zes jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking
- legt aan verdachte op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht;
Benadeelde partij [slachtoffer 8]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 8] van € 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 8] , € 1.000,00 (duizend euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 juli 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 20 (twintig) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededaders hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van
€ 1.600,00 (duizendzeshonderd euro), aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 2 augustus 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten
behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele
bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 1] , € 1.600,00 (duizendzeshonderd euro) te betalen, vermeerderd met de
wettelijke rente, vanaf 2 augustus 2023 tot aan de dag der voldoening.
- bepaalt dat bij niet betaling 26 (zesentwintig) dagen gijzeling kan worden toegepast, met
dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele
bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting
aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
Benadeelde partij [edelsmederij] B.V.
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [edelsmederij] B.V. van € 13.500,00 (dertienduizendvijfhonderd euro) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 augustus 2023 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten
behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele
bedrag;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [edelsmederij] B.V. € 13.500,00 (dertienduizendvijfhonderd euro) te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 2 augustus 2023 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 102 (honderdtwee) dagen gijzeling kan worden toegepast, met
dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat verdachte met de mededader hoofdelijk aansprakelijk is voor het gehele
bedrag;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting
aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende voorwerp:
1 STK GSM;
- verklaart aan het verkeer onttrokken het volgende voorwerp:
1 STK verdovende middelen.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. J.F.C. Janssen en
mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S. Kroes, griffier,
en is uitgesproken ter de openbare zitting op 28 november 2025.
Bijlage I: De tenlastelegging
02-209063-23:
1
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, sieraden en/of een hoeveelheid contant geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [juwelier] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-met gezichtsbedekking, de juwelier/het pand, waarbinnen die [slachtoffer 4] en/of [slachtoffers 5 en 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] zich bevonden binnen te lopen/rennen en/of
- met een of meerdere sloophamers/hakbijlen de vitrines kapot te slaan en/of
- met een vuurwapen in de hand zich bij de toegangsdeur van de juwelier/het pand op te houden en zo de toegang/uitgang te blokkeren en/of
- met een vuurwapen (waarschuwings)schoten te lossen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
2
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te [plaats 1] , althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen een wapen van categorie II en/of categorie III, te weten een (semi)(automatisch)vuurwapen, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
3
hij op of omstreeks 12 juli 2023 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
- een voertuig van het merk en type Renault Talisman en/of
- een kentekenplaat voorzien van het [kenteken] en/of
- een voertuig van het merk en type Toyota CH-R,
althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
02-194850-23:
hij op of omstreeks 2 augustus 2023 te [plaats 3] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een aantal horloges, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [edelsmederij] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben
gebracht door middel van braak en/of verbreking, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het
misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp dreigend zwaaiende en/of stekende bewegingen te maken in de richting van die [slachtoffer 1] en/of die [slachtoffer 3] en/of door met een (opgeheven) hamer/moker dreigend in de richting van die [edelsmederij] te lopen.
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht )