ECLI:NL:RBZWB:2025:83
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de hoogte van de aanslag leges en de hoorplicht in bestuursrechtelijke belastingzaken
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 13 januari 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Terneuzen beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 25 november 2022 een aanslag leges opgelegd van € 9.651,25, welke door de belanghebbende als te hoog werd betwist. De rechtbank behandelt het beroep en de vraag of de aanslag leges terecht is opgelegd, waarbij de hoogte van de in aanmerking te nemen bouwkosten en de schending van de hoorplicht centraal staan.
De rechtbank concludeert dat de aanslag leges niet te hoog is en dat er geen sprake is van schending van de hoorplicht. De belanghebbende had in het bezwaarschrift niet expliciet verzocht om gehoord te worden, waardoor de rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar correct heeft gehandeld. De rechtbank legt uit dat de bouwkosten zijn vastgesteld op basis van de aanvraag en dat de heffingsambtenaar terecht is uitgegaan van de door de belanghebbende opgegeven bouwsom van € 260.000. De rechtbank wijst de argumenten van de belanghebbende af en concludeert dat de leges terecht zijn opgelegd.
De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de aanslag in stand blijft. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De rechtbank benadrukt dat partijen de mogelijkheid hebben om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.