ECLI:NL:RBZWB:2025:83

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 januari 2025
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
BRE 24/466
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de hoogte van de aanslag leges en de hoorplicht in bestuursrechtelijke belastingzaken

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 13 januari 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Terneuzen beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 25 november 2022 een aanslag leges opgelegd van € 9.651,25, welke door de belanghebbende als te hoog werd betwist. De rechtbank behandelt het beroep en de vraag of de aanslag leges terecht is opgelegd, waarbij de hoogte van de in aanmerking te nemen bouwkosten en de schending van de hoorplicht centraal staan.

De rechtbank concludeert dat de aanslag leges niet te hoog is en dat er geen sprake is van schending van de hoorplicht. De belanghebbende had in het bezwaarschrift niet expliciet verzocht om gehoord te worden, waardoor de rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar correct heeft gehandeld. De rechtbank legt uit dat de bouwkosten zijn vastgesteld op basis van de aanvraag en dat de heffingsambtenaar terecht is uitgegaan van de door de belanghebbende opgegeven bouwsom van € 260.000. De rechtbank wijst de argumenten van de belanghebbende af en concludeert dat de leges terecht zijn opgelegd.

De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat de aanslag in stand blijft. De belanghebbende krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De rechtbank benadrukt dat partijen de mogelijkheid hebben om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/466

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 januari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats] , belanghebbende

(gemachtigde: mr. A.J. Nieuwenhuijse),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Terneuzen, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 21 november 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft op 25 november 2022 aan belanghebbende een aanslag leges opgelegd met een te betalen bedrag van in totaal € 9.651,25 (de aanslag).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen belanghebbende en zijn gemachtigde, vergezeld van [naam 1] (bouwkundig ontwerper), en namens de heffingsambtenaar mr. P. Gorter en [naam 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de aanslag leges te hoog is. Het geschil spitst zich toe op de hoogte van de in aanmerking te nemen bouwkosten en op de verhoging van de leges in verband met het afwijken van het bestemmingsplan. De rechtbank beoordeelt tevens of de hoorplicht is geschonden.
2.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is de aanslag leges niet te hoog. Er is daarnaast geen schending van de hoorplicht aan de orde. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

3. Namens belanghebbende heeft [naam 1] op 24 augustus 2022 bij de gemeente Terneuzen een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend in verband met de verbouwing van een woning aan [adres] te [plaats] . Bij de aanvraag is aangegeven dat de (geschatte) kosten in totaal € 260.000 exclusief btw bedragen, zijnde € 60.000 kosten voor ‘bijbehorend bouwwerk bouwen’ en € 200.000 kosten voor ‘overige veranderingen aan bestaande bouwwerken’.
3.1.
Op 6 oktober 2022 is de omgevingsvergunning verleend. Voor het in behandeling nemen van de aanvraag is aan belanghebbende een bedrag van in totaal € 9.651,25 in rekening gebracht, zijnde € 5.515 voor een bouwactiviteit naar een bouwsom van € 260.000 en € 4.136,25 voor het gebruik van gronden en bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan (buitenplanse kleine afwijking).
3.2.
De aanslag is berekend op basis van het tarief zoals opgenomen in Titel 2, Hoofdstuk 2 van Bijlage 1 Tarieventabel behorende bij de Legesverordening 2022 (de Tarieventabel):

‘2.2.1 Bouwactiviteiten

2.2.1.1 Indien de aanvraag tot het verlenen van een omgevingsvergunning betrekking heeft op een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van in die onderdelen bedoelde activiteiten:
(…)
2.2.1.1.2 indien de bouwkosten € 150.000 tot € 500.000 bedragen: € 3.480,00 vermeerderd met 1,85% van het bedrag waarmee die bouwkosten € 150.000 te boven gaan.
(…)
en:
‘2.2.3Planologisch strijdig gebruik waarbij tevens sprake is van een bouwactiviteit
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo, en tevens sprake is van een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wabo, worden de op grond van artikel 2.2.1.1.1. tot en met artikel 2.2.1.1.3 berekende leges vermeerderd (…):
2.2.3.2 indien artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2o, van de Wabo wordt toegepast (buitenplanse kleine afwijking): 75% [Rb: vermeerdering van de leges] met een maximum van € 10.000,00.
3.3.
Voor de toepassing van deze titel in de Tarieventabel wordt onder bouwkosten verstaan:
‘2.1.1.2 bouwkosten:
de aannemingssom exclusief omzetbelasting, (…), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt, een raming van de kosten die voortvloeien uit aangegane verplichtingen ten behoeve van de fysieke realisatie (het bouwen) van de bouwwerken, exclusief omzetbelasting. Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in deze titel onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een derde in het economisch verkeer zou moeten betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft.
De bouwkosten worden getoetst aan de richtbedragen die in het overzicht bouwkosten ten behoeve van de berekeningen voor de bouwleges-toets zijn vastgelegd. Dit overzicht is als bijlage gevoegd bij deze verordening [Rb: bijlage 2]. Voor zover de richtbedragen niet toepasbaar zijn, worden de bouwkosten getoetst aan de taxatieboeken Serie Taxatieboekjes, BIM Media, 2021.’

Motivering

De hoorplicht
4. Op grond van artikel 25 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt de belanghebbende in de bezwaarfase gehoord op zijn verzoek.
4.1.
Belanghebbende heeft in het bezwaarschrift niet gevraagd te worden gehoord. In de daarop volgende mailcontacten heeft belanghebbende aangegeven waarom de aangehouden bouwkosten niet bepalend mogen zijn voor de berekening van de leges en heeft hij aangegeven daarover in gesprek te willen. Zoals ter zitting erkend, heeft belanghebbende echter niet nadrukkelijk verzocht om te worden gehoord. Onder deze omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van schending van de hoorplicht.
De aanslag leges
4.2.
Tot de gedingstukken behoort niet een opgave van de tussen belanghebbende en een derde overeengekomen aannemingssom als bedoeld in artikel 2.1.1.2 van de Tarieventabel zodat voor het bepalen van de bouwkosten voor het project moet worden uitgegaan van een raming van de bouwkosten (zie 3.3). De heffingsambtenaar is uitgegaan van de in de aanvraag vermelde bouwsom van € 260.000. Volgens belanghebbende is dit bedrag te hoog, omdat conform bijlage 2 van de Tarieventabel de bouwkosten € 67.618 bedragen.
4.3.
De rechtbank acht de uitleg van belanghebbende dat de bouwkosten conform bijlage 2 van de Tarieventabel worden bepaald niet juist. Als heffingsgrondslag geldt de aannemingssom of een raming van de bouwkosten, waarbij de bouwkosten aan de richtbedragen zoals opgenomen in bijlage 2 van de Tarieventabel dan wel aan de taxatieboeken worden getoetst (zie 3.3). [naam 1] heeft, zoals hij ter zitting heeft verklaard, het bedrag van € 260.000 geraamd aan de hand van een calculatieschema voor het in de aanvraag beschreven project en belanghebbende heeft ter zitting nog verklaard dat de totale kosten zijn uitgekomen op circa € 400.000. Onder die omstandigheden is de heffingsambtenaar terecht uitgegaan van de in de aanvraag vermelde bouwkosten van € 260.000. De uitkomst aan de hand van de opgetelde richtbedragen in bijlage 2 is, gelet op de tekst van de Tarieventabel, geen grondslag voor het berekenen van de leges maar een hulpmiddel om de raming van bouwkosten in de aanvraag te toetsen. De door belanghebbende gewenste uitsplitsing in bouwactiviteiten vindt geen steun in de Legesverordening 2022 of de Tarieventabel.
4.4.
De rechtbank volgt ook het standpunt van belanghebbende niet dat de verhoging van de leges wegens een ‘buitenplanse kleine afwijking’ slechts over een deel van de bouwkosten, namelijk het deel dat ziet op ‘bijbehorend bouwwerk bouwen’ plaatsvindt. Op grond van artikel 2.2.3 in samenhang met artikel 2.2.1.1.2 van de Tarieventabel vindt de vermeerdering plaats over het totaal van de in rekening te brengen leges in verband met de bouwactiviteit (zie 3.2). Zoals hiervoor is overwogen heeft de heffingsambtenaar terecht leges in rekening gebracht voor een bouwactiviteit naar een bouwsom van € 260.000.
4.5.
Gelet op het voorgaande zijn de leges terecht en tot het juiste bedrag in rekening gebracht.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanslag in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van mr. C.C. van den Berg, griffier, op 13 januari 2025, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.