ECLI:NL:RBZWB:2025:819

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
11320354 CV EXPL 24-3247
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Borm
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst wegens huurachterstand en ambtshalve toetsing van algemene voorwaarden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting L'Escaut Woonsservice en een gedaagde partij over de ontbinding van een huurovereenkomst. De eisende partij, L'Escaut, vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde vanwege een huurachterstand die was ontstaan vanaf april 2024. Ondanks herhaalde sommaties heeft de gedaagde partij niet voldaan aan zijn betalingsverplichtingen. De kantonrechter heeft ambtshalve de algemene voorwaarden van L'Escaut getoetst op oneerlijke bedingen, waarbij enkele bepalingen als oneerlijk zijn aangemerkt en vernietigd. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde partij in verzuim verkeerde en dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de gedaagde. De kantonrechter heeft de vordering van L'Escaut tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde toegewezen, evenals de vordering tot betaling van de huurachterstand en toekomstige huurtermijnen. De proceskosten zijn voor rekening van de gedaagde partij, die grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11320354 \ CV EXPL 24-3247
Vonnis van 12 februari 2025
in de zaak van
STICHTING L'ESCAUT WOONSERVICE,
te Vlissingen,
eisende partij,
hierna te noemen: L'Escaut,
gemachtigde: GGN Brabant,
tegen
[gedaagde],
te [plaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. C.C. Sneper.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 december 2024 en de daarin genoemde stukken,
- het bericht van 3 januari 2025 van L'Escaut met bijlage,
- het bericht van 6 januari 2025 mr. C.C. Sneper,
- de mondelinge behandeling van 13 januari 2025, waarvan door de griffier zittingsaantekeningen zijn gemaakt en de daarin genoemde stukken.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De situatie in het kort

2.1.
Partijen hebben met elkaar een huurovereenkomst gesloten, waarbij L’Escaut de woning aan de [adres] (hierna: het gehuurde) in [plaats] aan [gedaagde] verhuurt tegen een maandelijkse huurprijs van € 850,62. Op deze huurovereenkomst zijn de algemene voorwaarden van L’Escaut van toepassing. [gedaagde] heeft vanaf april 2024 een huurachterstand laten ontstaan. Ondanks sommaties, is [gedaagde] niet over te gaan tot betaling hiervan.

3.Het geschil

3.1.
L'Escaut vordert, samengevat, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
de huurovereenkomst te ontbinden,
[gedaagde] te veroordelen om het gehuurde te ontruimen en te verlaten met al het zijn/ hare en de zijnen/haren en het gehuurde onder afgifte van de sleutels geheel ontruimd ter vrije beschikking van L’Escaut te stellen en te laten,
dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan L’Escaut te betalen:
a. het bedrag van € 4.735,89, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 4.146,12, te berekenen vanaf datum dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening,
b. de nog te vervallen huurpenningen vanaf de maand september 2024 tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst,
c. als schadevergoeding wegens huurderving een bedrag van € 850,62,
d. de proceskosten.
3.2.
L'Escaut legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst door niet te voldoen aan zijn betalingsverplichting. Hij verkeert daardoor in verzuim, waardoor hij eveneens de buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente is verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] betwist niet dat er sprake is van een huurachterstand, maar voert aan dat, gelet op zijn persoonlijke omstandigheden, de ontbinding van de huurachterstand niet is gerechtvaardigd.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ambtshalve toetsing
4.1.
De kantonrechter overweegt dat L’Escaut een professionele verhuurder is. [gedaagde] heeft als consument-huurder een woonruimte van L’Escaut gehuurd. Op zo’n overeenkomst zijn consument-beschermende bepalingen van toepassing. De kantonrechter moet ambtshalve (dat wil zeggen; uit zichzelf, ook als de consument daar niet om vraagt) beoordelen of in de huurovereenkomst of in de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden bedingen (artikelen) zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van de consument in de zin van artikel 3 van de Europese Richtlijn Oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (richtlijn 93/13/EEG). Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek, waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
4.2.
De kantonrechter moet beoordelen of bedingen in een overeenkomst, zonder afzonderlijke onderhandeling, het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen de consument oneerlijk verstoren. Zo ja, dan moeten deze bedingen worden vernietigd, zodat de consument wordt beschermd tegen oneerlijke ‘kleine lettertjes’. Het maakt daarbij niet uit of de eisende partij zich in de praktijk alleen beroept op wettelijke bepalingen; ambtshalve toetsing blijft verplicht. Indien een beding oneerlijk blijkt, moet de bijbehorende vordering worden afgewezen, ongeacht of het gaat om de hoofdsom, incassokosten, of rente.
4.3.
In de algemene voorwaarden zijn de volgende bepalingen opgenomen:
“13.1
Indien één der partijen in verzuim is met de nakoming van enige verplichting, welke ingevolge de wet en/of de huurovereenkomst op hem rust en daardoor door de andere partij gerechtelijke en/of buiten gerechtelijke maatregelen moeten worden genomen, zijn alle daaruit voortvloeiende kosten voor rekening van die ene partij.
13.2
Indien één van de partijen een uit hoofde van de overeenkomst of uit andere hoofde overeengekomen verschuldigd bedrag niet volledig en stipt op de vervaldag voldoet, dan verkeert deze partij direct vanaf de vervaldag in verzuim en is deze partij vanaf die dag de wettelijke rente verschuldigd.
Daarnaast is de partij die in verzuim verkeert en die een natuurlijk persoon is, niet handelend in de uitvoering van beroep of bedrijf, een vergoeding verschuldigd voor de redelijke incassokosten, zulks met inachtneming van artikel 6:96, leden 2 tot en met 6 van het Burgerlijk Wetboek. De hoogte van de verschuldigde incassokosten wordt berekend conform artikel 2 van het Besluit vergoeding voor buitenechtelijke
[de kantonrechter begrijpt: buitengerechtelijke)incassokosten, waarbij tenminste het aldaar opgenomen minimumbedrag verschuldigd zal zijn.
[…]
Artikel 15
Indien huurder enige bepaling uit deze Algemene Huurvoorwaarden overtreedt, is huurder ten behoeve van verhuurder een onmiddellijke opeisbare boete verschuldigd van € 25,- (prijspeil november 2013 geïndexeerd volgens de CBS Consumentenprijsindex, Alle Huishoudens) per kalenderdag met een maximum van € 10.000,-, onverminderd de verplichting van huurder om alsnog overeenkomstig deze Algemene Huurvoorwaarden te handelen en onverminderd het recht van verhuurder op nakoming en/of schadevergoeding. Dit algemene boetebeding is niet van toepassing, indien aan overtreding van een van de verplichting uit deze Algemene Huurvoorwaarden een specifiek boetebeding is gekoppeld. Deze boete zal, zonder rechterlijke tussenkomst voor elke dag waarin de overtreding voortduurt, verschuldigd zijn.”
4.4.
De kantonrechter ziet aanleiding om eerst artikel 15 te toetsen. Dit beding bepaalt dat de huurder bij iedere tekortkoming een boete van € 25,00 per dag verschuldigd is. L’Escaut kan deze boete opleggen bij niet-tijdige huurbetaling, terwijl de huurder volgens de wettelijke regeling in dat geval alleen wettelijke rente verschuldigd is. Dit leidt tot een duidelijke verstoring van het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen in de huurovereenkomst, in het nadeel van [gedaagde] . L’Escaut heeft tijdens de zitting verklaard dat dit beding moet vervallen. Dit doet echter niets af aan de oneerlijkheid van dit beding in deze procedure. De kantonrechter dient de algemene voorwaarden te beoordelen zoals deze aan [gedaagde] zijn verstrekt ten tijde van het sluiten van de overeenkomst, behoudens latere overeengekomen wijzigingen.
4.5.
Artikel 13.1 is op zichzelf als oneerlijk te kwalificeren, omdat het nadelig afwijkt van de wettelijke regeling over buitengerechtelijke incassokosten ten aanzien van consumenten. De Hoge Raad heeft in een arrest (HR 10 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.8.4) bepaald dat contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen onrechtmatig is. Op basis van dit beding krijgt L’Escaut namelijk de vrijheid om onbeperkt kosten in rekening te brengen, waaronder dus ook incassokosten. Deze kosten zijn immers niet gespecificeerd, wat ertoe kan leiden dat [gedaagde] wordt belast met buitensporig hoge kosten die normaal niet voor rekening van de consument behoren te komen. Dit terwijl de wettelijke regeling juist voorziet in een gemaximeerd bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten, mits aan de vereisten van artikel 6:96 lid 6 BW is voldaan. De voorwaarde heeft dus een aanzienlijk bredere reikwijdte dan wat op grond van de wet, in samenhang met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, aan [gedaagde] in rekening mag worden gebracht. Volgens L’Escaut moet het beding niet als oneerlijk worden gezien, omdat het beding evenwichtig is. Het beding geldt namelijk niet alleen voor [gedaagde] , maar ook voor L’Escaut. De kantonrechter gaat aan deze stelling voorbij, omdat het niet gaat om een evenwicht tussen [gedaagde] en L’Escaut, maar om een evenwicht tussen de rechten en plichten van [gedaagde] in de algemene voorwaarden. Door dit artikel kan [gedaagde] worden geconfronteerd met hogere kosten dan is geoorloofd, wat tot een verstoring in het evenwicht leidt.
4.6.
Artikel 13.1 van de algemene voorwaarden kan ook zien op de proceskosten. Voor zover L’Escaut op grond van dit beding aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, is dit beding oneerlijk. Dit heeft echter geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de kantonrechter op grond van de artikelen 237 en 242 Rv ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
4.7.
L’Escaut stelt in eerste instantie terecht dat artikel 13.2 niet als een oneerlijk beding moet worden gezien. Dit beding verwijst naar de (deels) dwingendrechtelijke regeling in artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. Op zichzelf is dit dus geen oneerlijk beding. In combinatie met artikel 13.1 en het boetebeding in artikel 15 acht de kantonrechter het incassobeding wel oneerlijk. Naast dat de bedingen apart worden getoetst, moet ook het cumulatieve effect van alle bedingen in de algemene voorwaarden moeten worden getoetst (Radlinger (HvJEU 21 april 2016, C-377/14, ECLI:EU:C:2016:283). Op grond van artikel 13.1 kunnen alle kosten, in en buiten rechte, op de consument/huurder worden verhaald indien er als gevolg van een niet-nakomen door [gedaagde] maatregelen moeten worden genomen. Daarnaast kan L’Escaut uitgaande van de tekst van de algemene voorwaarden dus ook nog een boete aan [gedaagde] opleggen. Dat zou tot gevolg hebben dat [gedaagde] belast wordt met veel hogere kosten dan wettelijk is toegestaan. In het licht van het voorgaande oordeelt de kantonrechter daarom dat, gelet op het cumulatieve effect van de bedingen in de algemene voorwaarden, ook artikel 13.2 als oneerlijk moet worden beschouwd.
4.8.
De conclusie van het voorgaande is dat artikel 13.1, artikel 13.2 en artikel 15 als oneerlijke worden beschouwd. De kantonrechter vernietigt voornoemde artikelen.
Inhoudelijk
Betaling huurtermijnen
4.9.
LÉscaut heeft ter zitting een actueel overzicht van de betalingsachterstand overgelegd, waarop zij heeft toegelicht dat de huurachterstand na dagvaarding is toegenomen en de huurbetaling voor de maand januari gestorneerd is. Uit het overzicht volgt dat er een huurachterstand is van € 5.847,36 tot en met januari 2025. [gedaagde] heeft deze achterstand niet weersproken, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
4.10.
Daarnaast vordert L’Escaut betaling van de toekomstige huurtermijnen tot aan het moment dat de huurovereenkomst wordt ontbonden. [gedaagde] heeft ter zitting aangevoerd dat hij het afgelopen jaar door omstandigheden niet kon werken. Zijn rijbewijs is ongeldig verklaard en hij heeft dit nog niet terugkrijgen. [gedaagde] heeft voor zijn werk zijn bus nodig. Hij hoopt snel weer als zzp’er aan de slag te gaan om zo de huurachterstand in te lopen en aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. Ondanks de goede intenties van [gedaagde] heeft hij niet concreet gemaakt hoe hij aan de lopende betalingsverplichtingen wil voldoen. Er bestaat daarom gegronde vrees dat hij ook de toekomstige huurtermijnen vanaf februari 2025 niet (tijdig) zal voldoen. De vordering tot betaling van de toekomstige huurtermijnen vanaf februari 2025 zal daarom worden toegewezen.
4.11.
Gelet op hetgeen hiervoor onder r.o. 4.1 tot en met 4.8 is overwogen, worden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente afgewezen. Omdat sprake is van onredelijk bezwarende bedingen, is terugvallen op de wettelijke regeling niet toegestaan (HvJ EU 27 januari 2021, C-229/19 en C-289/19, ECLI:EU:2021:C:68).
Ontbinding huurovereenkomst
4.12.
Tegen de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst heeft [gedaagde] verweer gevoerd. Artikel 6:265 lid 1 BW bepaalt dat elke tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de wederpartij het recht geeft om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden. Niettemin rechtvaardigt een tekortkoming ontbinding met haar gevolgen niet altijd, indien deze van bijzondere aard is of geringe betekenis heeft. Bij deze beoordeling dienen alle relevante omstandigheden te worden meegewogen (zie hiervoor HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810).
4.13.
[gedaagde] benadrukt het belang van het behoud van het gehuurde, wat een belangrijk recht is voor iedere huurder. Toch vereist een belangenafweging in de zin van artikel 6:265 lid 1 BW meer dan alleen het algemene huurdersbelang; er moeten bijzondere feiten en omstandigheden worden aangevoerd. [gedaagde] stelt dat hij zijn rijbewijs heeft verloren als gevolg van medicijngebruik, wat hem heeft belemmerd om een inkomen te genereren. Hierdoor was hij aangewezen op een uitkering. Hij heeft recent een medische keuring ondergaan, waarna is vastgesteld dat hij zijn rijbewijs terugkrijgt. Dit stelt hem in staat om weer aan het werk te gaan en een stabiel inkomen te verwerven, om zo de huurachterstand te kunnen inlopen. Hij benadrukt dat een vaste woonsituatie cruciaal is voor het opbouwen van een stabiel leven. Hoewel deze omstandigheden invoelbaar zijn en het belang van een woning evident is, vallen deze grotendeels onder het algemene huurdersbelang. Er zijn geen omstandigheden aangevoerd die voldoende zijn om te concluderen dat ontbinding in dit geval niet gerechtvaardigd zou zijn. Daarbij acht de kantonrechter het van belang dat de huurachterstand niet is ingelopen, maar zelfs verder is opgelopen. De tekortkoming duurt daarmee voort.
4.14.
Verder betwist [gedaagde] dat L’Escaut heeft voldaan aan de plichten die voortvloeien uit het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening, wat van invloed kan zijn op de vraag of de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd is. De verhuurder wordt namelijk geacht zich te houden aan de in artikel 2 van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening genoemde informatie- en meldverplichtingen met betrekking tot huurachterstanden. Op de zitting heeft L’Escaut een stuk overgelegd met interne notities en correspondentie met onder meer Orionis. Hieruit volgt dat L’Escaut de huurschuld bij de gemeente heeft gemeld, waarna Orionis Walcheren contact heeft gezocht met [gedaagde] . [gedaagde] heeft dit niet gemotiveerd weersproken. L’Escaut heeft hiermee voldaan aan haar aan verplichting uit het voornoemde besluit.
4.15.
De kantonrechter is dan ook van oordeel dat een ontbinding van de huurovereenkomst en veroordeling tot ontruiming van het gehuurde gerechtvaardigd is en zal deze vordering dan ook toewijzen. Voor zover [gedaagde] zich overigens heeft willen beroepen op de redelijkheid en billijkheid, zoals bedoeld in artikel 6:248 lid 2 BW, volgt uit voornoemd arrest van de Hoge Raad dat de tenzij-clausule van artikel 6:265 lid 1 BW reeds gebaseerd is op de redelijkheid en billijkheid. Een beroep op de redelijkheid en billijkheid maakt het oordeel daarom niet anders.
De proceskosten
4.16.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van L'Escaut worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
542,00
(2 punten × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.309,72

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres] in [plaats] ,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] het gehuurde te ontruimen en te verlaten met al het zijne en de zijnen en het gehuurde onder afgifte van de sleutels geheel ontruimd ter vrije beschikking van L’Escaut te stellen en te laten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 5.847,36 aan L’Escaut,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van € 850,62 per maand vanaf februari 2025 tot aan het moment dat het gehuurde is ontruimd,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.309,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Borm en in het openbaar uitgesproken op 12 februari 2025.