ECLI:NL:RBZWB:2025:806

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
11222690 \ CV EXPL 24-2542 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • mr. Van Dam
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht: Toewijzing van huurachterstand en afwijzing ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak vordert de verhuurder ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van de huurder, die een huurachterstand heeft laten ontstaan. De huurder, die onder bewind staat, heeft een huurachterstand van € 2.237,30, maar de kantonrechter oordeelt dat de huurachterstand deels is ontstaan door toedoen van de vorige bewindvoerder. De huurder heeft inmiddels een nieuwe bewindvoerder en de huurachterstand is niet verder opgelopen. De kantonrechter weegt de belangen van de huurder, die omgang heeft met zijn minderjarige kind in de woning, zwaarder dan die van de verhuurder. De vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning wordt afgewezen, terwijl de huurachterstand wordt toegewezen. De bewindvoerder wordt veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en de proceskosten, maar de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen omdat de verhuurder niet heeft voldaan aan zijn stelplicht met betrekking tot de contractuele bedingen.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: 11222690 \ CV EXPL 24-2542
Vonnis van 5 februari 2025
in de zaak van
[verhuurder],
wonende te [woonplaats] (België),
eisende partij,
hierna te noemen: [verhuurder],
gemachtigde: [gemachtigde],
tegen
[bewindvoerder] B.V., in de hoedanigheid van bewindvoerder over de (toekomstige) goederen van
[huurder],
gevestigd te [plaats],
gedaagde partij,
hierna te noemen: de bewindvoerder en [huurder],
gemachtigde: mr. D.A. IJpelaar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 23 oktober 2024 met de daarin genoemde stukken,
- de e-mail van 18 december 2024 van [verhuurder], met bijlage,
- het exploot van 19 december 2024 ter oproeping van de bewindvoerder,
- de mondelinge behandeling van 23 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[huurder] huurt vanaf 2 oktober 2017 van [verhuurder] de woning aan [adres] (hierna: de woning). De maandelijkse bij vooruitbetaling te betalen huurprijs bedraagt € 618,60. Op de huurovereenkomst zijn de ‘Algemene Bepalingen huurovereenkomst woonruimte’ (vastgesteld op 30 juli 2003, hierna: de Algemene Bepalingen) van toepassing verklaard, tenzij daar in de overeenkomst uitdrukkelijk van is afgeweken.
2.2.
[huurder] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Ondanks sommatie heeft [huurder] de huurachterstand niet betaald.
2.3.
De kantonrechter te Middelburg heeft op 28 november 2024 een bewind ingesteld vanaf 30 november 2024 over de (toekomstige) goederen van [huurder]. [bewindvoerder] B.V. is hierbij tot bewindvoerder benoemd. Het bewind is op 30 november 2024 gepubliceerd in het openbare Centraal Curatele- en Bewindregister (hierna: ‘CCBR’).

3.Het geschil

3.1.
[verhuurder] vordert – samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de woning, veroordeling van de bewindvoerder tot betaling van € 2.599,87 (bestaande uit huurachterstand, rente en buitengerechtelijke incassokosten) en tot betaling van een gebruiksvergoeding, met veroordeling van de bewindvoerder in de proceskosten.
3.2.
[verhuurder] legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [huurder] heeft een huurachterstand laten ontstaan van € 2.237,30, berekend tot en met juli 2024. [huurder] schiet daarmee tekort in zijn betalingsverplichtingen, wat een ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. [huurder] verkeert in verzuim en is daarom rente verschuldigd. Omdat [huurder] ondanks sommatie niet tot betaling is overgegaan, is hij vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
3.3.
De bewindvoerder voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [verhuurder], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [verhuurder] in de kosten van deze procedure.
3.4.
De bewindvoerder voert primair het volgende aan. De hoogte van de huurachterstand wordt bij gebrek aan wetenschap betwist. De huurachterstand is door toedoen van de voormalige bewindvoerder van [huurder] ontstaan. De bewindvoerder betwist dat de tekortkoming de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Omdat [huurder] omgang met zijn minderjarige kind heeft in de woning, hebben zij belang bij behoud van de woning. Subsidiair verzoekt de bewindvoerder om een terme de grâce of om een voorwaardelijke ontbinding uit te spreken.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

De Nederlandse rechter is bevoegd
4.1.
Nu [verhuurder] woonachtig is in België, heeft dit geschil een internationaal karakter. Dat betekent dat de kantonrechter ambtshalve de vraag dient te beantwoorden of de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vorderingen kennis te nemen. De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend en wel op grond van artikel 24 lid 1 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Vo 2012), nu het geschil betrekking heeft op de huur van onroerend goed. De kantonrechter te Middelburg is relatief bevoegd, nu het onroerend goed binnen diens rechtsgebied is gelegen.
Het Nederlandse recht is van toepassing
4.2.
Niet gebleken is dat partijen een rechtskeuze hebben gemaakt met betrekking tot het toepasselijke recht. De woning is gelegen in Nederland. Op grond van artikel 4 lid 1 sub c van de Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I-Vo) is het Nederlands recht op de vorderingen van [verhuurder] van toepassing.
De bewindvoerder is de formele procespartij
4.3.
De dagvaarding is uitgebracht jegens [huurder] in persoon. Op dat moment stond [huurder] nog niet onder bewind. Gebleken is dat de goederen van [huurder] onder bewind zijn gesteld in de zin van artikel 1:431 BW en dat [bewindvoerder] B.V. tot bewindvoerder is benoemd. [verhuurder] heeft bij exploot van 19 december 2024 de bewindvoerder opgeroepen om te verschijnen op de mondelinge behandeling van 23 december 2024. De gemachtigde van de bewindvoerder is ter zitting verschenen. De kantonrechter gaat ervan uit dat de onderhavige zaak betrekking heeft op onder bewind gestelde goederen van [huurder]. Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525, r.o. 3.4.1) oordeelt de kantonrechter dat de bewindvoerder door in rechte te verschijnen als formele procespartij heeft te gelden. De partijnaam is daarom in de kop van het vonnis aangepast naar die van de bewindvoerder.
De huurachterstand wordt toegewezen
4.4.
De bewindvoerder heeft bij antwoord de hoogte van de huurachterstand betwist. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling heeft [verhuurder] een actueel overzicht van de huurachterstand van in totaal € 2.237,30 overgelegd, berekend tot en met 18 december 2024. De juistheid van dit overzicht is door de bewindvoerder niet concreet betwist, zodat de kantonrechter van de juistheid van dit overzicht uitgaat. De huurachterstand is daarom toewijsbaar.
De gevorderde ontbinding, ontruiming en gebruiksvergoeding worden afgewezen
4.5.
[verhuurder] heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning gevorderd. Vaststaat dat de huurachterstand ruim drie maanden bedraagt. Uitgangspunt is dat een huurachterstand van minstens drie maanden een tekortkoming is die de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
4.6.
Het is in deze zaak de vraag of de tekortkoming van voldoende gewicht is om een ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Bij deze beoordeling moet rekening worden gehouden met alle omstandigheden van het geval.
4.7.
De bewindvoerder heeft onbetwist aangevoerd dat de huurachterstand deels is ontstaan door toedoen van de voormalige bewindvoerder van [huurder]. De huurachterstand is gedurende de procedure gelijk gebleven, de lopende huur is vanaf augustus 2024 betaald. Daar komt bij dat [huurder] hulp heeft gezocht door opnieuw bewind aan te vragen. Het bewind is inmiddels uitgesproken, zodat te verwachten valt dat de lopende huurpenningen steeds tijdig betaald worden en dat een oplossing wordt getroffen voor de huurachterstand. De bewindvoerder heeft tijdens de mondelinge behandeling ook naar voren gebracht dat de lopende huur betaald zal worden, evenals een bedrag ter inlossing van de huurachterstand. Een eventuele ontruiming zou de opstart van de schuldhulpverlening bemoeilijken. Verder heeft de bewindvoerder onbetwist aangevoerd dat [huurder] omgang heeft met zijn minderjarige kind in de woning, die elk weekend bij [huurder] verblijft. Deze belangen van [huurder] bij behoud van de woning wegen zwaarder dan de belangen van [verhuurder] als verhuurder.
4.8.
Gezien het voorgaande zal de kantonrechter de vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning afwijzen.
4.9.
Omdat de huurovereenkomst niet wordt ontbonden, wordt de gevorderde gebruiksvergoeding afgewezen. De bewindvoerder blijft op grond van de huurovereenkomst verplicht om maandelijks de huurpenningen te betalen.
4.10.
De subsidiaire verzoeken van de bewindvoerder hoeven niet te worden beoordeeld, nu het primaire verweer met betrekking tot de ontbinding van de huurovereenkomst slaagt.
De gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen
4.11.
[verhuurder] vordert vergoeding van wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gevorderde rente en vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen, wat hieronder zal worden toegelicht.
4.12.
De kantonrechter constateert dat eisende partijen er in gerechtelijke procedures vaak voor kiezen om geen beroep te doen op hun contractuele bedingen, maar op wettelijke bepalingen. Die keuze ontslaat de kantonrechter echter niet van de verplichting om dan toch de contractuele bedingen te beoordelen.
4.13.
De op de huurovereenkomst van toepassing zijnde Algemene Bepalingen zijn niet in de procedure overgelegd. Het had op de weg van [verhuurder] gelegen om deze in het geding te brengen. De kantonrechter kan nu niet (ambtshalve) beoordelen of er bedingen zijn opgenomen die als oneerlijk moeten worden aangemerkt. Omdat [verhuurder] deze voorwaarden niet heeft overgelegd, heeft hij niet voldaan aan zijn stelplicht en worden de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
De bewindvoerder moet de proceskosten betalen
4.14.
De bewindvoerder is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [verhuurder] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
248,00
- salaris gemachtigde
476,00
(2 punten × € 238,00)
- nakosten
119,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
979,72

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt de bewindvoerder om aan [verhuurder] te betalen een bedrag van € 2.237,30 aan huurachterstand, berekend tot en met 18 december 2024,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten van € 979,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als de bewindvoerder niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van Dam en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2025.