ECLI:NL:RBZWB:2025:802

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
14 februari 2025
Zaaknummer
23/3836
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar inzake de waarde van onroerende zaak en de verstrekking van gegevens op grond van artikel 40 Wet WOZ

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 7 juni 2023. De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [plaats], vastgesteld op € 379.000 per 1 januari 2022. Deze waardevaststelling leidde tot de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023. Het bezwaar van belanghebbende werd door de heffingsambtenaar ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2025 behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat de waarde van de woning voor het belastingjaar 2023 niet meer in geschil is, waardoor belanghebbende het beroep in zoverre heeft ingetrokken. De enige resterende kwestie is of artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ is geschonden. Dit artikel verplicht de heffingsambtenaar om aan degene die een specifiek verzoek doet om gegevens, deze gegevens te verstrekken als ze ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde.

Belanghebbende stelt dat de heffingsambtenaar gegevens heeft gebruikt die niet zijn verstrekt, ondanks een verzoek daartoe. De rechtbank oordeelt echter dat de heffingsambtenaar voldoende informatie heeft verstrekt, waaronder een taxatieverslag en aanvullende gegevens via e-mail. De rechtbank concludeert dat er geen schending van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ is en verklaart het beroep ongegrond. Hierdoor krijgt belanghebbende geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3836

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 februari 2025 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Veere, de heffingsambtenaar.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 7 juni 2023.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft de waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] (de woning) op 1 januari 2022 (de waardepeildatum) vastgesteld op € 379.000 (de beschikking). Met deze waardevaststelling is aan belanghebbende ook de aanslag in de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Veere voor het jaar 2023 opgelegd (de aanslag OZB).
1.2.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde] en, namens de heffingsambtenaar, [naam] .

Feiten

2. Belanghebbende is eigenaar van de woning. Het betreft een vrijstaande woning met bouwjaar 1960.

Beoordeling door de rechtbank

3. Ter zitting is gebleken dat de waarde van de woning voor het belastingjaar 2023 niet meer in geschil is. Belanghebbende heeft ter zitting het beroep in zoverre ingetrokken. Tussen partijen is uitsluitend nog in geschil of artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ is geschonden. De rechtbank zal dit geschilpunt hierna beoordelen aan de hand van de argumenten van belanghebbende.
3.1.
Op grond van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ moet aan degene die een voldoende specifiek verzoek doet tot het verstrekken van bepaalde gegevens die niet in het taxatieverslag zijn opgenomen, maar die wel ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde van de woning, een afschrift van die gegevens worden verstrekt. Deze gegevens kunnen ook betrekking hebben op de voor de waardevaststelling gebruikte referentiewoningen.
3.2.
Belanghebbende voert aan dat de heffingsambtenaar bij het vaststellen van de waarde van de woning gegevens heeft gebruikt waarvan een afschrift in de bezwaarfase niet aan hem is toegestuurd, terwijl hij daar wel om heeft verzocht. Het gaat volgens belanghebbende om onderdelen en onderdeelwaardes van de woning en de referentiewoningen, en verder de KOUDVL-factoren van de woning en de referentiewoningen. Tot slot zijn ook de indexeringspercentages niet verstrekt, terwijl die wel verstrekt hadden moeten worden, aldus belanghebbende.
3.3.
De rechtbank is van oordeel dat van een schending van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ geen sprake is. De heffingsambtenaar heeft een taxatieverslag toegestuurd en in zijn emailberichten van 19 april 2023 en 17 mei 2023 gegevens over de woning en referentiewoningen verstrekt. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldoende voldaan aan het verzoek van belanghebbende om een afschrift van de gegevens die ten grondslag liggen aan de vastgestelde waarde van de woning, te meer omdat het verzoek om gegevens slechts in algemene bewoordingen is gesteld. Van een schending van artikel 40 van de Wet WOZ is daarom geen sprake. Daarbij merkt de rechtbank nog op dat de heffingsambtenaar driemaal inlichtingen heeft gevraagd naar de omstandigheden die van belang konden zijn voor het vaststellen van de KOUDVL-factoren maar belanghebbende geen reactie heeft gegeven. [1]

Conclusie en gevolgen

4. Het beroep is ongegrond. Omdat het beroep ongegrond is, krijgt belanghebbende zijn griffierecht niet vergoed. Ook krijgt belanghebbende geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, in aanwezigheid van F. de Jong, griffier, op 14 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “
Formulieren en inloggen” op
www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Voetnoten

1.zie ook HR 24 januari 2025, ECLI:NL:HR:2025:106