ECLI:NL:RBZWB:2025:801
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar inzake de waarde van onroerende zaak en de verstrekking van gegevens op grond van artikel 40 Wet WOZ
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Vlissingen, die op 7 juni 2023 de waarde van de onroerende zaak op 1 januari 2022 heeft vastgesteld op € 188.000. Deze waardevaststelling leidde tot de aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2023. Belanghebbende, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt, maar de heffingsambtenaar verklaarde dit bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren.
Tijdens de zitting bleek dat de waarde van de woning voor het belastingjaar 2023 niet meer in geschil was, en belanghebbende trok het beroep in zoverre in. De rechtbank beoordeelde echter of artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ was geschonden. Dit artikel verplicht de heffingsambtenaar om gegevens te verstrekken aan degene die daarom verzoekt, mits deze gegevens relevant zijn voor de vastgestelde waarde van de woning. Belanghebbende stelde dat de heffingsambtenaar gegevens had gebruikt die niet waren verstrekt, ondanks zijn verzoek.
De rechtbank oordeelde dat de heffingsambtenaar voldoende had voldaan aan de verzoeken van belanghebbende door een taxatieverslag en aanvullende gegevens te verstrekken. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van schending van artikel 40, tweede lid, van de Wet WOZ, en verklaarde het beroep ongegrond. Belanghebbende kreeg geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. J.P.A. Boersma, rechter, en openbaar gemaakt op 14 februari 2025.