ECLI:NL:RBZWB:2025:800
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een woning en de gevolgen voor de onroerendezaakbelastingen
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 14 februari 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres] te [plaats], vastgesteld op € 307.000 per 1 januari 2021, wat leidde tot een aanslag in de onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2022. De belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling, maar de heffingsambtenaar verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep op 24 januari 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en mr. B. de Smit, namens de heffingsambtenaar, aanwezig waren. Tijdens de zitting hebben partijen overeenstemming bereikt over de waarde van de woning voor het belastingjaar 2022, die nu wordt vastgesteld op € 289.000. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de waarde van de woning verlaagd naar dit bedrag, wat ook gevolgen heeft voor de aanslag OZB.
De rechtbank heeft verder bepaald dat de heffingsambtenaar het griffierecht van € 50 aan de belanghebbende moet vergoeden en dat de belanghebbende recht heeft op een vergoeding van zijn proceskosten, die in totaal € 3.108 bedraagt. Deze vergoeding moet door de heffingsambtenaar aan de belanghebbende worden betaald. De uitspraak is gedaan door mr. J.P.A. Boersma, in aanwezigheid van griffier F. de Jong, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.