ECLI:NL:RBZWB:2025:7673

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
BRE 24/8661
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om handhavend optreden tegen overlast winkelcentrum Bergen op Zoom

Deze uitspraak betreft de afwijzing van een verzoek om handhavend op te treden tegen de overlast bij het winkelcentrum aan de [straat] in Bergen op Zoom. Eiseres, eigenaar van het winkelcentrum, is het niet eens met de beslissing van de burgemeester om geen handhavend optreden te initiëren. De rechtbank beoordeelt of de burgemeester terecht heeft besloten om niet handhavend op te treden. Eiseres voert aan dat er sprake is van overlast en dat de burgemeester onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de situatie. De rechtbank concludeert dat de burgemeester op basis van de beschikbare informatie en controles geen overtredingen heeft kunnen vaststellen, waardoor er geen juridische grondslag is voor handhaving. De rechtbank legt uit dat een bestuursorgaan alleen handhavend kan optreden bij vastgestelde overtredingen en dat er geen juridische basis is voor preventief optreden zonder duidelijke overtredingen. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen handhavingsbevoegdheid is. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt op 7 november 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/8661

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 november 2025 in de zaak tussen

[eiseres] B.V., uit [plaats], eiseres

(gemachtigde: mr. M.E. van Velzen-de Boer),
en

De burgemeester van de gemeente Bergen op Zoom.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van het verzoek om handhavend op te treden tegen de overlast bij het winkelcentrum aan de [straat] in Bergen op Zoom. Eiseres is het hiermee niet eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of de burgemeester terecht heeft besloten om niet handhavend op te treden.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de burgemeester heeft kunnen besluiten niet handhavend op te treden. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Inleiding: feiten en verloop van de procedure

2. Eiseres is eigenaar van het winkelcentrum aan de [straat] in Bergen op Zoom (het winkelcentrum). Volgens eiseres is sprake van overlast en worden daarbij artikelen 2:1 en 2:1a van de Algemene plaatselijke verordening Bergen op Zoom (APV Bergen op Zoom) overtreden.
2.1.
Op 17 mei 2023 heeft eiseres de gemeente verzocht om passende maatregelen te treffen tegen de overlast bij het winkelcentrum. Omdat de situatie volgens eiseres niet is verbeterd, heeft zij op 27 maart 2024 een tweede verzoek ingediend. De burgemeester heeft het tweede verzoek aangemerkt als handhavingsverzoek.
2.2.
Omdat toezichthouders van de gemeente bij diverse controles geen overtredingen van artikel 2:1 en 2:1a van de APV Bergen op Zoom hebben geconstateerd, heeft de burgemeester het handhavingsverzoek met het primaire besluit van 10 juli 2024 afgewezen.
2.3.
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit.
2.4.
Met het bestreden besluit van 12 november 2024 heeft de burgemeester het bezwaar ongegrond verklaard en de afwijzing van het handhavingsverzoek in stand gelaten. De burgemeester heeft daarbij het advies van de adviescommissie voor de bezwaarschriften Bergen op Zoom (de adviescommissie) overgenomen, met een aanvullende motivering.
2.5.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft schriftelijk gereageerd op het verweerschrift.
2.6.
De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en namens de burgemeester mr. B. Wouters.
2.7.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.

Juridisch kader

3. De wettelijke regels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

4. Eiseres voert aan dat sprake is van veel overlast op en rond het (parkeerterrein van het) winkelcentrum. De gemeente heeft onvoldoende onderzoek gedaan naar de gestelde overlast. Daarnaast heeft de burgemeester onvoldoende gemotiveerd dat geen sprake is van verstoring van de openbare orde. Bovendien heeft de burgemeester miskent dat haar handhavingstaak ook ziet op het voorkomen van (dreigende) ordeverstoringen door te overwegen dat er juridisch geen grondslag is om te handhaven omdat er geen overtredingen zijn geconstateerd. Eiseres meent dat de burgemeester onvoldoende verantwoordelijkheid neemt om op te treden tegen de overlast en deze verantwoordelijkheid afschuift op eiseres.
5. De burgemeester voert aan dat er door toezichthouders van de gemeente diverse controles zijn uitgevoerd op en rond het winkelcentrum, te weten in de periode van 30 april 2024 tot en met 9 juli 2024 en in de periode van 26 september 2024 tot en met 1 november 2024 op uiteenlopende tijden. Ondanks de vele controles zijn er geen overtredingen geconstateerd. Bij gebrek aan overtredingen en overtreders is er geen juridische grondslag om (preventief) te handhaven. Hoewel is toegezegd te bezien of de toezichthouders enkele malen langduriger kunnen controleren, is de handhavingscapaciteit beperkt en moeten er prioriteiten worden gesteld.
6. Bij de beoordeling van het beroep stelt de rechtbank voorop dat een bestuursorgaan met bestuursrechtelijke middelen handhavend kan optreden bij een overtreding van een wettelijk voorschrift. Een overtreding moet worden vastgesteld door een ter zake deskundige medewerker van het bevoegd gezag. [1] Ook moet worden geconstateerd wie de overtreder is. Als geen sprake is van een overtreding, kan een bestuursorgaan toch handhavend optreden als er sprake is van een situatie waarin een overtreding klaarblijkelijk dreigt. Het is in dat geval mogelijk om preventief te handhaven. [2] Alleen als het gevraagde behelst dat er bestuursrechtelijk tegen overtredingen en overtreders wordt opgetreden kan tegen de beslissing van het bestuursorgaan ook bezwaar en beroep worden aangetekend. Als toezichthouders geen strafrechtelijke boetes (kunnen) opleggen tegen vermeende overtreders, kan dat niet worden aangevoerd in een bestuursrechtelijke procedure.
6.1.
Vast staat dat tijdens de controlemomenten geen overtredingen zijn vastgesteld, zo volgt uit de daarvan opgemaakte rapporten. De rechtbank begrijpt dat de burgemeester niet ontkent dat het goed mogelijk is dat overlastgevende gedragingen rond het winkelcentrum buiten beeld blijven, en dat zij wijst op de beperkte mogelijkheden om dit bestuursrechtelijk te handhaven. Tijdens de zitting heeft de burgemeester er op gewezen dat er geen duidelijke, vaste gebruikers van het terrein zijn die als overtreder aangemerkt en dus aangeschreven kunnen worden. De rechtbank begrijpt het standpunt van de burgemeester dat bestuurlijk handhavend optreden in de door eiseres geschetste gevallen van overlast veelal problematisch of zelfs onmogelijk is. De overtreding en de naam van de overtreder moeten, met beschikbare middelen, objectief vastgesteld kunnen worden om bestuursrechtelijk handhavend te kunnen optreden.
6.2.
Gelet op het voorgaande heeft de burgemeester zich naar het oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat zij geen handhavingsbevoegdheid heeft. Aan het beroep van eiseres op het evenredigheidsbeginsel kan om die reden niet worden toegekomen.
6.3.
De rechtbank overweegt dat de enkele omstandigheid dat op andere momenten dan de momenten waarop controles plaatsvonden wel sprake zou zijn geweest van overtredingen, niet de conclusie rechtvaardigt dat de uitgevoerde controles onvoldoende zouden zijn en geen representatief beeld zouden geven. Van de burgemeester kan niet worden verwacht dat zij naar aanleiding van het handhavingsverzoek permanent een toezichthouder aan het winkelcentrum toewijst. Dat geen gevolg is gegeven aan de toezegging om vaker en langduriger te controleren, acht de rechtbank dan ook begrijpelijk. De burgemeester heeft rekening kunnen houden met de beschikbare (schaarse) toezichthouders en de verdeling van deze toezichthouders binnen de gemeente.
6.4.
De beslissing om niet nog meer toezichthouders (permanent) te laten controleren is op zichzelf genomen geen besluit waartegen bestuursrechtelijke rechtsmiddelen mogelijk zijn. Om die reden komt de rechtbank ook in dit kader niet toe aan eisers beroep op het evenredigheidsbeginsel.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.S. van Bree, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier, op 7 november 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:1, eerste lid
In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Verordening van de gemeenteraad van Bergen op Zoom inhoudende Algemene plaatselijke verordening Bergen op Zoom
Artikel 2:1
Het is verboden op een openbare plaats op enigerlei wijze de orde te verstoren, zich hinderlijk te gedragen, personen lastig te vallen, te vechten, deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot wanordelijkheden.
Het is verboden om op een openbare plaats, waar sprake is van wanordelijkheden of van dreiging voor het ontstaan van wanordelijkheden, een voorwerp of stof voor handen te hebben kennelijk mee- gebracht om de orde te verstoren.
Een ambtenaar van politie kan een persoon, die aanwezig is bij een voorval waardoor wanordelijk- heden ontstaan of dreigen te ontstaan, die aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan of die zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, bevelen zich onmiddellijk in een door hem aangewezen richting te verwijderen.
Het is verboden zich te begeven naar of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeld- heden zijn afgezet.
Het is verboden een voorwerp dat ter afzetting of afsluiting van een gedeelte van een openbare plaats door of vanwege het bevoegde gezag is aangebracht, te verplaatsen, te verwijderen of omver te halen.
De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het vierde lid gestelde verbod.
Het bepaalde in de voorgaande leden is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.
Artikel 2:1a
Het is verboden op- of aan de weg of in een voor publiek toegankelijk gebouw in groepsverband dan wel afzonderlijk anderen uit te jouwen of met aanstootgevende taal, gebaren, geluiden of gedragingen lastig te vallen.

Voetnoten

1.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 25 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3632.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 17 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2917.