Op 4 november 2025 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.L. Ross, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Eiseres had beroep ingesteld tegen een besluit van 6 februari 2025, waarin haar aanvraag voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet voor de kosten van een bank, salontafel, gasfornuis en eetkamertafel met zes stoelen was afgewezen. Het college had in een later besluit, het bestreden besluit, het bezwaar van eiseres gedeeltelijk gegrond verklaard en bijzondere bijstand toegekend voor de eetkamertafel en stoelen, maar niet voor de bank, salontafel en gasfornuis. Eiseres stelde dat de bank en salontafel kapot waren en dat zij een gasfornuis inclusief oven nodig had vanwege medische redenen.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op zitting op 30 oktober 2025, waarbij eiseres en haar dochter aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college, mr. L.M.W. Reijrink. De rechtbank oordeelde dat het college voldoende onderbouwd had dat vervanging van de bank en salontafel niet noodzakelijk was, en dat eiseres niet had aangetoond dat zij een gasfornuis inclusief oven nodig had. De rechtbank volgde de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep en concludeerde dat het college terecht had geweigerd om bijzondere bijstand voor de bank, salontafel en gasfornuis toe te kennen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenvergoeding of schadevergoeding toegekend.