ECLI:NL:RBZWB:2025:7531
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag parkeerbelasting en dwangbevel
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 3 november 2025, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de invorderingsambtenaar van de gemeente Breda beoordeeld. De belanghebbende had een naheffingsaanslag parkeerbelasting ontvangen, welke door de invorderingsambtenaar op 3 april 2024 ongegrond was verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 14 augustus 2025 behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende aanwezig was, maar de belanghebbende zelf niet. De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is en dat het dwangbevel ten onrechte is opgelegd. De rechtbank concludeert dat de invorderingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de naheffingsaanslag en de aanmaning zijn verzonden naar de belanghebbende. Hierdoor was de belanghebbende niet op de hoogte van de aanmaningstermijn, wat leidt tot de conclusie dat het dwangbevel onterecht is opgelegd. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar en draagt de heffingsambtenaar op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet de invorderingsambtenaar het griffierecht en de proceskosten aan de belanghebbende vergoeden, die in totaal € 1.230,50 bedragen.